zondag 29 mei 2016

Door bemiddeling van

“Jezus ging Kafarnaüm binnen. Een centurio (dit is een Romeinse bevelhebber over honderd soldaten) had daar een slaaf aan wie hem veel gelegen was; deze was ziek geworden en lag op sterven. Toen hij over Jezus hoorde, zond hij Joodse oudsten naar hem toe met het verzoek zijn slaaf te komen genezen. Bij Jezus gekomen deden zij een klemmend beroep op hem. ‘Hij verdient het dat u hem deze gunst bewijst’, zeiden ze. ‘Want hij houdt van ons volk; hij heeft de synagoge hier voor ons laten bouwen.’

Jezus ging met hen mee. Toen hij al niet ver meer van het huis was, stuurde de centurio vrienden met de boodschap: ‘Heer, doe geen moeite. Ik ben niet waard dat u onder mijn dak komt. Daarom vond ik me ook te min om zelf naar u toe te komen. Maar zeg iets, dan moet mijn jongen beter worden. Ook ik ben iemand die onder bevel staat, en ik heb soldaten onder mij. Tegen de een zeg ik: "Ga!“ en hij gaat, en tegen de ander: “Kom!” en hij komt, en tegen mijn slaaf: “Doe dit!” en hij doet het.’

Jezus verbaasde zich over hem toen hij dit hoorde. Hij wendde zich tot de mensen die hem volgden en zei: ‘Ik verzeker jullie, zo’n groot vertrouwen heb ik in Israël zelfs niet aangetroffen.’ Daarop keerden de boodschappers terug naar het huis en troffen daar de slaaf gezond aan.
(Lukas 7,1-10)  

Er zijn heel wat mensen die het in dit verhaal opnemen voor een ander.

Er is de Romeinse centurio, die in de put zit omdat zijn beste slaaf, verderop in het verhaal ‘mijn jongen’ genoemd, terminaal ziek is. Hij wil hem niet verliezen en doet een beroep op de jood Jezus om genezing te bekomen. Geen voor de hand liggende stap is dat, want als Romeinse legerofficier geldt hij officieel als bezetter en onderdrukker van het joodse volk. De joden kunnen tegenover hun kolonisten even weinig rechten doen gelden als varkens tegenover hun hoeder. Ze zijn niet meer dan objecten in hun ogen, geen mensen meer. Maar deze centurio heeft in het geestelijke leven al een weg afgelegd. We vernemen dat hij houdt van het joodse volk, en zelfs de bouw van een gebedshuis heeft bekostigd. Wat zullen degenen onder wiens bevel hij staat, blij zijn geweest toen zij de geruchten daarover hoorden!

Het is niet om het zich gemakkelijk te maken dat de centurio een delegatie op pad stuurt. Hij wil Jezus niet in verlegenheid brengen door hem te vragen om, tegen de joodse reinheidswetten in, het huis van een niet-jood te betreden. Daarom doet hij een beroep op de plaatselijke, joodse notabelen. Zij zijn de tweede bemiddelaars in het verhaal. Zij erkennen de geestelijke adel van hun juridische gezagvoerder en springen voor hem en zijn knecht in de bres.
Bovendien vindt de centurio dat hij het geenszins verdient om zelf naar Jezus toe te komen, laat staan hem in zijn huis te ontvangen. Hij vindt zichzelf daarvoor te min. In Lukas 5,8 horen we Simon Petrus uitroepen, terwijl hij voor Jezus op de knieën valt: “Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig mens!” – Laat je door mijn zondige conditie niet besmeuren!

Daarom doet de centurio opnieuw een beroep op anderen, vrienden ditmaal. Zij vormen de derde groep van bemiddelaars.

Zoveel mensen die voor de zieke slaaf in de bres springen! Voor een slááf nota bene! Zoiets dat je koopt en verkoopt aan een goede prijs! Maar voor de bemiddelaars is hij meer dan louter een winstfactor. Hij is in de eerste plaats een mens die heel erg ziek is en daarom bijstand verdient. Net zoals de centurio ook in de eerste plaats een mens is en geen Romein; een mens bovendien die het hart op de juiste plaats draagt.

Wat ben je nog als niet, op het moment dat je het heel hard nodig hebt, mensen het voor je opnemen en zich jouw trieste lot aantrekken, omdat je dat zelf niet meer kan? Ik voel me altijd diep ontroerd wanneer het verhaal wordt voorgelezen over de verlamde mens (de oorzaken en symptomen kunnen legio zijn) die door vier mannen tot bij Jezus wordt gedragen. Het dak boven Jezus’ hoofd wordt er zelfs voor opengebroken! Zoveel is hun eraan gelegen dat hun vriend beter wordt! (Markus 2,3-4)

Dat er voor ons altijd zo’n bemiddelaars mogen zijn, die voor ons lot niet onverschillig blijven en die voor ons ten beste spreken bij de Schepper van alle leven! Het kunnen onze ouders zijn, levend en wel bij ons of al overleden. Wie bidt er in dit heelal harder voor een ander dan een moeder voor haar kind? Het kan ook de Moeder Gods zijn - nee, zij is dat met zekerheid. Het kunnen Gods lieve heiligen zijn, je patroonheilige misschien, of een heilige die je zelf uitkiest. Het meest van al zijn het misschien wel mensen die jou persoonlijk kennen, die je misschien niet zo heel vaak zien maar die je wel diep in hun hart dragen en die er oprecht onder lijden als het je niet zo goed gaat.

Etienne Eertmans

29 mei 2016

Geen opmerkingen:

Een reactie posten