Na een
ultrakorte nacht sta ik op de ochtend van 21 mei 2016 op met een tekst uit het
grote avonturenboek van mijn vriend Jezus, zoals de katholieke liturgie die
vandaag tot lezing en overweging aanbiedt. Die gaat zo:
“Ze brachten kinderen bij Jezus met de bedoeling dat
hij ze zou aanraken. Maar zijn leerlingen wezen die mensen terecht. Toen
Jezus dat zag, wond hij zich erover op en zei: ‘Laat die kinderen toch naar mij
toe komen! Houd ze zeker niet tegen, want aan zulke kinderen behoort het
koninkrijk van God. Ik verzeker jullie, wie het koninkrijk van God niet
aanneemt als een kind, komt er beslist niet in!’ En hij
omarmde hen en zegende hen terwijl hij hun de handen oplegde.”
(Markus 10,13-16)
Ik staar een
beetje beduusd naar deze tekst. Hoe langer hoe minder geloof ik nog in het toeval.
Nog geen twaalf uur eerder zag ik op het KunstenfestivaldesArts in Brussel de
voorstelling “Five Easy Pieces” van de Zwitserse theatermaker en regisseur Milo
Rau. Daarin laat hij zeven kinderen, in leeftijd variërend tussen acht en
dertien jaar, de tragedie naspelen die zich in 1996 ontwikkelde na de ontdekking
van Sabine en Laetitia, twee tienermeisjes die door de psychopaat Marc Dutroux in
het grootste geheim gevangen werden gehouden met als enige bedoeling hen
seksueel te misbruiken en nadien om het leven te brengen. Sabine en Laetitia
werden nog levend teruggevonden. Voor Julie, Mélissa, An en Eefje kwam helaas alle
hulp te laat. Zij waren maanden voordien reeds, na seksueel te zijn misbruikt,
in afschuwelijke omstandigheden om het leven gekomen.
Toen de
gruweldaden werden ontdekt waaraan Marc Dutroux zich had bezondigd, stond
België in rep en roer. Zijn proces leidde bijna tot de instorting van het land.
De Witte Mars die op 20 oktober 1996 doorheen de straten van Brussel trok en
waaraan wel 300.000 mensen deelnamen, was een overduidelijke waarschuwing aan
het adres van een gerechtelijk en politioneel apparaat dat niet in staat was
gebleken om deze psychopaat, nochtans geen onbekende bij het gerecht, te
behoeden voor verdere misdaden, wat rechtstreeks geleid heeft tot de dood van minstens
twee van zijn slachtoffertjes.
Met deze
explosieve verhaalstof maakte Milo Rau, na grondige research, een “onmogelijke,
riskante, ongehoorde theatervoorstelling met kinderen”. Want dat was uitdrukkelijk
het doel dat hij beoogde, zo staat te lezen in een interview met hem, opgenomen
in het programmaboekje. Dit moest en zou geen klassiek stuk met kinderen
worden, geconcipieerd volgens de geijkte patronen, waarin onschuld en
sprookjesachtige poëzie de boventoon voeren. Met de misdaden van Dutroux als
vertrekpunt kón dit ook nooit een ‘braaf’, vrijblijvend stuk worden.
Milou Rau is
in zijn opzet meesterlijk geslaagd. Hij creëerde een rijke, veelgelaagde
voorstelling, die je als toeschouwer voortdurend naar adem doet happen. Daaraan
voegde de Markustekst in mijn geval slechts een extra schakering toe.
De eerste
hoge inzet is natuurlijk dat Milo Rau zijn jonge spelertjes handelingen doet
stellen en woorden in de mond doet nemen die helemaal niet passen bij hun leeftijd.
Ze vloeken met de kinderlijke onbevangenheid en onbedorvenheid die hun op die ouderdom
nog gegund zijn. Het laten uitbeelden van dit rauwe verhaal van tomeloze
begeerte en moordlust door kinderen die in hun jonge verleden nog niet veel
meer hebben dood gedaan dan een paar vliegen, wringt zo erg dat je er a priori
ongemakkelijk van wordt. In tegenstelling tot wat je zou verwachten spelen deze
kinderen het verhaal echter met zo’n frisheid en naturel dat het zonder meer
ontwapenend werkt, ja charmerend zelfs. Dit is zonder meer te danken aan de
zeer solide begeleiding die Milo Rau in het werkproces inbouwde. Alles werd
vooraf grondig doorgepraat, niet enkel met de kinderen zelf, die om te beginnen
mochten oefenen op teksten van Ingmar Bergmans “Scènes uit een huwelijk”. Maar
ook met hun ouders en met de voornaamste betrokkenen van de reële zaak Dutroux.
Er was in de ploeg bovendien een kinderpsychologe opgenomen die het proces
permanent bewaakte. Het eindresultaat is verbluffend. De kinderen begrijpen
intellectueel wellicht wat zij spelen, maar hun ontbreekt nog de emotionele en
morele rijpheid om alle implicaties van het gespeelde in te schatten. De vragen
die hun spel oproept, komen volledig bij de toeschouwer te liggen. Die weet
helaas beter en wordt door de ‘jeux d’enfants’ die zich voor zijn ogen
ontrollen onontkoombaar gedwongen om de diepten te peilen van zijn eigen
duistere ziel. En dat is behoorlijk onthutsend.
Nog houdt het
daarbij niet op. Want om de onmogelijke spagaat die de jonge spelertjes
noodgedwongen moeten aanhouden nog aanschouwelijker te maken, laat Milo Rau
volwassen acteurs en actrices de scènes voorspelen in een film die in
fragmenten op de achterwand van de scène wordt geprojecteerd. Bij elk fragment
krijgen de kinderen de gelegenheid om het vertoonde simultaan na te spelen. De
klankband van de film wordt echter al heel gauw stilgelegd, zodat de kinderen willens
nillens de dialogen moeten voortzetten die door de volwassenen aangesneden zijn.
Andere scènes spelen de kinderen dan weer volledig op eigen kracht, los van
enige filmprojectie. Maar ook die scènes maken naadloos deel uit van het grote
verhaal. Als je bij dit alles in overweging neemt in welke mate opvoeding in de
feiten vaak neerkomt op pure mimesis, nabootsing, dan komt ook deze theatrale
ingreep neer op een vraag die de toeschouwers, en zeker de papa’s en mama’s
onder hen, ruw in het gezicht wordt gegooid.
De slimste
zet van Milo Rau is echter de vondst om de volledige voorstelling
te presenteren alsof het gaat om de doorloop van een aantal, reeds vele malen voordien
ingeoefende scènes, die de kinderen nu – vlak voor de grote première – nog een
keer met de grootst mogelijke ernst en toeleg moeten brengen voor een
testpubliek. Zij doen dat onder het wakende oog van hun leermeester, de enige
rol op de planken die door een volwassen acteur wordt opgenomen, in dit geval
Peter Seynaeve. Dat zorgt voor een zeer bevreemdend effect, want op den duur
weet je werkelijk niet meer wanneer regisseur en spelers hun rol acteren of
wanneer wat je ziet “echt” wordt. Het feit dat zij elkaar voortdurend met hun
echte namen aanspreken wakkert die verwarring nog aan.
Bij momenten
pakt Peter Seynaeve de hem toevertrouwde leerlingen behoorlijk hard aan,
wanneer hij hen (schijnbaar??) drijft tot de grens van wat zij zelf nog kunnen
of überhaupt willen spelen. Wanneer de te stellen handeling te gênant wordt
bijvoorbeeld. En daarmee snijdt Milo Rau nog een laatste betekenislaag aan, die
de toeschouwer voorgoed uit zijn comfortzone haalt en belet dat hij onberoerd
naar huis terugkeert. Want de slavendrijverij waaraan Peter Seynaeve zich bij
wijlen bezondigt – hij doet het overigens meesterlijk, afwisselend slaand en
zalvend – kan moeilijk anders worden gezien als een metafoor en afspiegeling
van het spel dat de wolf Marc Dutroux zelf met zijn schaapjes speelde, maar dan
op een oneindig ernstiger en fataler niveau, in een spel dat de zwakke lammeren
geen enkele overlevingskans bood.
Dat spel kwam
niet eens uit Dutroux’ eigen koker, zo vernemen we, want als kind had hij het
zijn vader zien voordoen, die als koloniaal bestuurder in het vroegere
Belgisch-Kongo slechts met de vinger naar een inheemse vrouw hoefde te wijzen
om meteen zijn ‘recht’ te kunnen uitoefenen om haar te bezitten en misbruiken
al naargelang zijn primaire driften het hem dicteerden. Ook die wetenswaardigheid
treft je als een natte dweil in het gezicht. In hoe verre zijn wij, Belgen, uiteindelijk
collectief verantwoordelijk voor wat An en Eefje, Julie en Mélissa, Sabine en
Laetitia is aangedaan?
“Five Easy
Pieces”, de titel en setting beloven je heel geniepig een vlakke rit, maar het
is een col buiten categorie die zich aandient. Het is theater van een zeldzaam
intens en hoogstaand niveau, uitstekend gebracht door een groep podiumkunstenaars
in de dop die het spel onvoorwaardelijk en zeer genereus meespelen.
De
voorstelling trekt de komende maanden en ook nog in het ganse seizoen 2016-2017
door alle grote landen van Europa, en zelfs naar Singapore. In Vlaanderen is ze
nog te zien in Gent en Aalst (oktober 2016), Turnhout (januari 2017), Genk
(februari 2017), Oostende en Roeselare (april 2017). Hopelijk worden aan die
lijst nog speelplekken toegevoegd. Een absolute aanrader!
Etienne
Eertmans
21-23 mei
2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten