Eén van de versies van het Paasverhaal gaat als volgt:
“Na de sabbat, bij het
aanbreken van de eerste dag van de week, gingen Maria van Magdala en de andere
Maria naar het graf kijken.
Plotseling kwam er een
zware aardbeving. Want een engel van de Heer daalde uit de hemel neer, kwam
naderbij, rolde de steen weg en ging erop zitten. Zijn uiterlijk schitterde als
een bliksemflits en zijn kleding was wit als sneeuw. De wachters beefden voor
hem van angst en werden lijkbleek.
De engel zei tegen de
vrouwen: ‘Heb geen angst, want ik weet dat jullie Jezus zoeken, die gekruisigd
is. Hij is niet hier, want hij is tot leven gewekt, zoals hij gezegd heeft. Kom
kijken naar de plek waar hij gelegen heeft. Ga snel aan zijn leerlingen zeggen:
Hij is uit de doden opgewekt, en zie, hij gaat voor jullie uit naar Galilea;
daar zul je hem zien. Dit had ik jullie te zeggen.’
Ze gingen snel van het
graf weg, vol angst en met grote vreugde, en ze liepen hard om het aan zijn
leerlingen te vertellen.
En zie, Jezus kwam hen
tegemoet met de woorden: ‘Wees gegroet.’
Ze gingen naar hem toe,
grepen hem bij de voeten vast en vielen voor hem op de knieën.
Toen zei Jezus hun:
‘Wees niet bang. Ga mijn broeders vertellen dat ze naar Galilea gaan. Daar
zullen ze mij zien.’
* *
*
Ze waren nog onderweg,
toen enkelen van de wacht naar de stad gingen om aan de hogepriesters alles te
vertellen wat er was voorgevallen. En ze kwamen samen met de oudsten, namen een
besluit, en gaven de soldaten een flink bedrag met de opdracht: ‘Zeg maar: Zijn
leerlingen zijn hem ’s nachts komen stelen, terwijl wij sliepen. En als dat de
landvoogd ter ore komt, zullen wij hem overtuigen en het zo regelen dat jullie
je geen zorgen hoeven te maken.’
Ze namen het geld aan en
handelden volgens deze aanwijzingen. En dit gerucht gaat rond onder de Joden
tot op de dag van vandaag.
(Matteüs 28,1-15)
Weer
eens, zoals zo vaak, hebben de vrouwen - in dit geval Maria en Maria van
Magdala – de meubelen gered.
In
het Marcusevangelie is er zelfs sprake van drie vrouwen: Maria van Jakobus,
Maria van Magdala en Salome! Volgens Marcus’ verhaal hadden ze kruiden gekocht,
en wilden het lichaam van hun Grote, overleden Vriend gaan zalven. (Marcus
16,1)
Lukas
doet er in zijn versie van het verhaal nog een schep bovenop: “Het waren Maria
van Magdala, Johanna en Maria van Jakobus, en de overige vrouwen die bij hen
waren.” (Lukas 24,10) Blijkbaar raakte Lukas er de tel bij kwijt en vond hij
het niet nodig om al hun namen nog te noemen! Zo weten we dus, twintig eeuwen later, wel wie
de twaalf apostelen waren, maar niet hoe de vrouwen heetten die Jezus trouw
volgden en voor hem zorgden, en met hoeveel ze waren.
Van
onze mannelijke helden echter, apostelen en steunpilaren van de kerk, geen
spoor op deze ochtend na de graflegging van hun “Messias en zoon van de levende
God”. (Stoere Petrus in Matteüs 16,16). Zij hadden een safe house gezocht en
gevonden, waar zij nu angstig bij elkaar zaten, met de deur op slot. (Johannes
20,19) “Gisteren hij, morgen wij?”, zo vroegen zij zich af.
En
daar komen die vrouwen me opeens op de deur bonzen! Hysterische schepsels,
maakten ze toch zo’n herrie eens niet, straks weet heel de stad waar wij zijn
ondergedoken! En wat een verhaal brengen ze toch mee! Het verdriet is hun zeker
in het hoofd geslagen.
“Toen zij hoorden dat
Jezus leefde en door haar gezien was, geloofden ze het niet.” (Marcus 16,11)
“Ze vertelden het dus
aan de apostelen, maar in hun ogen was het onzin wat de vrouwen zeiden, en ze
geloofden hen niet.” (Lukas 24,10-11)
Ja,
zij wisten het wel beter, die bange wezels. Net zoals vandaag, zoveel jaren
later, de mannen nog altijd vinden dat zij het toch wel beter weten, dat zij de
nuchtere venten zijn die het zaakje bijeen moeten houden, wat een janboel zou
het anders niet worden. Ik denk daarbij niet eens alleen aan de ministers en
presidenten en generaals in alle landen en op alle continenten, maar even goed
aan de religieuze leiders in alle wereldkerken (geen één ontsnapt eraan!). Het laatste
woord zal aan de Man zijn – of zal niet zijn.
Maar
kijk, hoe ze het oplossen in het evangeliestukje dat we vandaag op ons bordje
kregen: ze schuiven met geld, zwijggeld, en zo wordt het stinkende potje
toegedekt. Hallo, waar heb ik dat nog gehoord? Las ik dat pas niet nog in de
krant? Jij doet wat voor mij, en ik doe wat voor jou. “L’argent, ça ne pue pas”.
* *
*
Hoe
weerklinkt zo’n tekst in de oren en het hart van een man, vraag ik me af? En
hoe weerklinkt hij in het hart van een vrouw? Het kan niet anders of daar zit
verschil op. En dan zou ik de vrouw naast mij in de kerk willen vragen: wat
doet dit je nu, zo’n tekst? Hoe voelt dat? Wat maakt het in jou wakker?
Het
Leven begint met een vrouw. Je kwam tevoorschijn uit de lendenen van je moeder!
Vergeet dat nooit! Eer haar, wat je in je latere leven ook van haar verdragen
moest. Zou Jezus het heimelijk nooit spijtig gevonden hebben, dat hij niet als
meisje geboren was?
Etienne
Eertmans
28
maart 2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten