maandag 11 juli 2016

In zonnig Karinthië

Zaterdag 2 juli 2016

Na een moeizame nacht waarin ik zelfs niet even op mijn bed ben gaan liggen, maar urenlang bagage heb gepakt en orde geschapen in mijn chaotische appartement, kom ik stipt om kwart over vijf aan op de parking van het Lierse cultuurcentrum. Daar start een busreis die pas vanavond om kwart voor acht zal eindigen bij een hotel in Vaterstetten ten zuiden van München.

Wat ik van dit eerste deel van de heenreis onthoud: de aangename babbel met Herman, de bestuurder die me in Lier oppikte en die in Lummen het stuur overgaf aan zijn collega Kristof, onze vaste chauffeur tijdens de rest van de week. Het weerzien met Chris, mijn collega in Brussel, die deze groepsreis begeleidde. De kennismaking met Marleen, die in de bus de plek naast mij kreeg toegewezen. De regen die ons onophoudelijk vergezelde op onze tocht doorheen Duitsland. En de onmogelijkheid om te lezen in het boek ‘Jungle’ van Joost Vandecasteele, omdat de slaap mij voortdurend overmande.

’s Avonds voerden Duitsland en Italië een heroïsche strijd om een plaatsje in de halve finale van het Europees voetbalkampioenschap in Frankrijk. We konden hun gevecht volgen op de TV-schermen in onze kamers. Het was een match om duimen en vingers bij af te likken. Na negentig minuten was de stand 1-1 en volgden er verlengingen. Die heb ik niet meer gezien, omdat ik me te uitgeput voelde en daarom mijn bed opzocht.

Bij het laatavondnieuws vernam ik nog dat de bekende joodse schrijver Elie Wiesel, die het vernietigingskamp van Auschwitz overleefde, vandaag op 87‑jarige leeftijd overleed in New York. Zijn bekendste werk, ‘La nuit’, verscheen in 1958 in Parijs. In 1986 ontving Elie Wiesel de Nobelprijs voor de Vrede. Onvermoeibaar droeg hij de boodschap uit: blijf niet neutraal bij het zien van onrecht, want wie voor neutraliteit kiest, bevoordeligt altijd de machthebber en verdrukker door hem ongestoord zijn gang te laten gaan. Als we nu eens nagingen hoeveel keer op een dag wij ons zelf daaraan bezondigen?

Zondag 3 juli 2016

Vandaag is het de naamdag van mijn zoon Thomas. Dag op dag één jaar geleden werd ik voor de tweede keer op vijf maanden tijd perte totale afgevoerd naar de afdeling angst en depressie van de psychiatrische kliniek in Zoersel. Die dag dacht ik dat alles voor mij ophield: het werk, het wonen, het papa zijn… De toekomst sloot zich volledig. En kijk, vandaag ben ik op weg naar Karinthië voor een zonnige fietsvakantie. Zo duister als één jaar geleden de hemel was, zo stralend lacht hij mij vandaag toe. Nooit opgeven, gewoon voortlopen, hoe zwart je gevoelens ook zijn… de ene voet voor de andere plaatsen, en zo verder…  Ooit komt alles goed! Mensen zijn niet bedoeld om dood te gaan, maar om te leven.

Op de avond van deze tweede dag komen wij aan bij hotel Sunshine in Berg im Drautal, waar we vijf dagen zullen verblijven. Wij hebben dan al onze eerste 25 kilometers in de kuiten! Want de autocar heeft ons ’s middags met onze fietsen gedropt in Huben in Oost-Tirol. Vanaf daar volgden wij stroomafwaarts de Isel tot in het stadje Lienz. Daar pikte Kristof ons terug op en bracht hij ons naar het hotel.

Karinthië is de meest zuidelijke en zonnigste provincie van Oostenrijk. Ze grenst aan Italië en Slovenië. Oostenrijk zelf grenst, behalve aan Italië en Slovenië, ook nog aan Zwitserland, Liechtenstein, Duitsland, Tsjechië, Slovakije en Hongarije.

Een zondag gaat voor mij normaal nooit voorbij zonder een misviering. Vandaag bleek dat onmogelijk. Maar alsof de hemel daar rekening mee had gehouden, voorzag de katholieke liturgie bij wijze van rantsoen voor de vakantiegangers in een reisverhaal, namelijk dat waarin Jezus zijn leerlingen twee aan twee op reis stuurde. Twee aan twee, dat wil zeggen dat niemand van hen alleen hoefde te vertrekken, want dat zou onnodig zwaar geweest zijn. Maar ook niet per drie of per vier, want de kans op een diep gesprek wordt mathematisch kleiner naarmate de groep groter wordt. Lukt het toch met drie of meer, dan is dat een echt wonder. In de priorij van de zusters trappistinnen in Klaarland (Bocholt), waar wij om de zes weken met zo’n acht mensen samenkomen, hebben we vaak diepe gesprekken, waarin wij niet schromen om ons hart bloot te leggen voor de anderen en dat levert zalige gesprekken op, die wij koesteren als kostbare parels.

In het evangelieverhaal geeft Jezus aan de vertrekkende leerlingen nog een paar adviezen mee:

“Als je bij iemand aan huis komt, begin dan met te zeggen: ‘Vrede aan dit huis!’ Woont daar een vredelievende mens, dan zal jullie vrede inderdaad op hem rusten. Maar als dat niet zo is, dan zal de vrede die je hem wenste naar jullie terugkeren. (…)  Komen jullie in een stad waar men je niet ontvangt, ga daar de straat op en zeg: ‘Zelfs het stof van jullie stad dat aan onze voeten kleeft, mogen jullie houden – wij vegen het af. Maar weet even goed dat ook voor jullie het koninkrijk van God dichtbij is!’”

Ik kan me niet voorstellen dat wij hier in Oostenrijk ergens niet gastvrij zouden ontvangen worden. Ik wil aan alle mensen en plaatsen die we deze week zullen bezoeken dan ook zeggen: ‘Vrede voor jullie! En van harte bedankt voor alles wat jullie voor ons doen om het ons zo aangenaam mogelijk te maken!” Want ik zie en voel dat de gastvrijheid die deze mensen ons betonen, niet alleen is ingegeven door mercantiele overwegingen, maar echt en gemeend is.

Maandag 4 juli 2016

Dit is onze eerste volledige fietsdag, en wat in België wekenlang niet wilde lukken, lukt hier wel: de zon is van meet af aan van de partij!

We volgen vandaag de loop van de Gail, een zijrivier van de Drau. We doen dat over een afstand van zo’n 50 kilometers. Het landschap waarin wij fietsen is zeer aantrekkelijk. Omdat we steeds in het dal vertoeven, klimmen of dalen we nauwelijks. Toch tasten sommigen in de groep hier al de grenzen van hun kunnen af.

Het prettigste moment van de dag wachtte ons – of althans sommigen onder ons – bij het einde van de tocht. Aan een natuurlijke vijver, gedeeltelijk omgebouwd tot zwembad, konden we een frisse duik nemen. Na de hele dag op onze fietsen te zijn gaar gestoofd door de Karinthische zon, was dat een onbeschrijflijk weldoende ervaring.

Op de terugweg naar het hotel houdt Kristof even halt om ons te laten genieten van een panoramisch zicht op de Weissensee. Rondom dit meer wordt elk jaar een alternatieve ‘elfstedentocht’ gehouden, zo weet onze gids Chris nog te vertellen.

Dinsdag 5 juli 2016

Vandaag startte onze fietstocht in Italië in het stadje Dobbiaco (of Toblach). De Drau is in Dobbiaco nog maar een smal, nietig riviertje. Maar in Lienz, 45 kilometer verder, is hij al minstens driemaal zo breed. Lienz is vandaag het einddoel van onze rit.

Dobbiaco is een tweetalig stadje waarin de Duits en Italiaans sprekende inwoners in perfecte verstandhouding met elkaar samenleven. Onze elkaar bespuwende Vlaamse en Waalse haantjes zouden dringend eens op studiereis moeten worden gestuurd naar deze vredige plek.

Dobbiaco had voor mij een culturele verrassing in petto. Hier bracht de beroemde Oostenrijkse componist Gustav Mahler (1860-1911) de laatste drie zomers van zijn leven door. Hij schreef hier “Das Lied von der Erde”, de negende symfonie en stukken van de onvoltooid gebleven tiende symfonie. Dobbiaco houdt de herinnering aan deze grote kunstenaar levend met een indrukwekkend standbeeld in het stemmige stadcentrum. Ook vindt er elk jaar in de zomer een Mahlerfestival plaats met concerten en voordrachten van gerenommeerde orkesten en musicologen uit heel Europa.

Gustav Mahler kwam in mijn leven toen ik amper twintig was en op de televisie beelden zag uit “Death in Venice”, de grandioze verfilming door Luchino Visconti van de gelijknamige novelle van Thomas Mann. In die film uit 1971 gebruikte Visconti fragmenten uit Mahlers vijfde symfonie als klankdecor bij de onvergetelijke scènes waarin Gustav von Aschenbach (gespeeld door Dirk Bogarde) zich verliest in zijn verliefdheid op de jonge knaap Tadzio. Op de achttienjarige hypergevoelige jongeling die ik toen was, maakten de beelden en muziek een onuitwisbare indruk.

Terug echter naar vandaag en naar onze fietstocht. Het landschap waarin wij fietsten was zo mogelijk nog mooier dan gisteren. De toppen van de Lienzer Dolomieten verhieven zich trots en ongenaakbaar boven het smalle Draudal. Al in de vroege ochtend brandde de zon boven onze hoofden. In de loop van de dag bereikte het kwik moeiteloos 28 graden Celsius. ’s Avonds wachtte ons een hevig onweer, dat wij gelukkig niet vanop onze fietsen moesten ondergaan. We zaten toen al veilig in de bus, die ons van Lienz terug naar ons hotel voerde. 

Dat verliep goed, totdat op twee kilometer afstand van het hotel een volwassen spar dwars over de weg bleek te zijn gevallen. Voor de automobilisten die de gigantische boom vlak voor hun motorkap zagen neerkletteren een traumatische ervaring. De jolige Vlaamse fietstoeristen, die toch al in een opperbeste stemming verkeerden, werden er echter alleen maar uitgelatener door. Eén van hen opperde het idee om alle in de bus aanwezige mannen te mobiliseren om, bijgestaan door een paar Oostenrijkse halfwilden, die als bij toverslag met ontbloot bovenlijf uit het bos kwamen gekropen, het groene lijk van de weg te sleuren. Niet gehinderd door de regen stonden zij een oogwenk later in alle richtingen aan de spar te plukken. Als de brandweer niet een paar tellen later was opgedaagd met kettingzagen, het geplande maneuver zou warempel nog gelukt zijn ook. Dat verzekerden althans de dappersten onder de helden die, opeens werkloos geworden, met zeiknatte kleren terug in de bus klauterden. “Had men ons nog vijf minuten laten doen,” zo beweerden ze, “het zou ons zeker gelukt zijn! Want we zweren jullie: hij bewóóg al!”

Woensdag 6 juli 2016

Toen we gisteravond in het hotel aankwamen, bleek de stroomvoorziening onderbroken. Het onweer bleek meer op zijn kerfstok te hebben staan dan enkel hier en daar een ontwortelde boom. Pas om 23 uur sprongen de lichten en televisietoestellen plots terug aan. Toch moest er ook gegeten worden en dus bereidde de keukenploeg ons avondmaal bij kaarslicht. Zelfs op die oud‑ambachtelijke wijze slaagden deze mensen erin om ons een heerlijk viergangenmenu te bereiden dat wij met veel smaak, bijgelicht door olielampjes, naar binnen sloegen. Omdat ook de elektronische kassa in alle talen zweeg, noteerde de waardin intussen al onze watertjes, biertjes en wijntjes op even oud‑ambachtelijke wijze op bierviltjes, zodat sommigen onder ons na het nuttigen van het dessert niet bepaald weinig op hun eigen hoogstpersoonlijke kerfstok bleken te hebben staan. Bij het zien van de rekening, de ochtend nadien, waren zij meteen klaarwakker!

Ook vandaag volgen wij de loop van de Drau, deze keer vanaf Lienz tot in het 70 kilometer verder oostwaarts gelegen Sachsenburg. Na de onweders staat het waterpeil erg hoog en dat zorgt hier en daar voor spectaculaire beelden.

In de loop van de ochtend houden we halt bij een grote boerderij. Daar vergast het ‘kruidenvrouwtje’ Hertha de voorbijtrekkende fietsers en wandelaars op lekkere, versgebakken oliebollen, opgevuld met maanzaad. Het daarbij aangeboden appelsap is volmaakt biologisch bereid. Het kookboekje, pardon koophoekje bevat allerlei lekkers en in veel producten zijn tuinkruiden verwerkt uit eigen kweek. Ik schaf me een kussentje aan dat geheel met kruiden is opgevuld. Hertha verzekert me dat het mijn hoofd- en tandpijn zal verzachten en, als het dat niet doet, mij in ieder geval heerlijk geurende dromen zal bezorgen.

’s Middags lunchen we in ons hotel. Bij het aan tafel gaan is het al 14 uur en er resten nog minstens 30 kilometers te fietsen. Ik houd het voor bekeken en ga op mijn kamer lekker op bed liggen met mijn kersverse kruidenkussentje. De rest van de namiddag gebruik ik om te lezen en schrijven in grote rust.

Na het avondmaal besluiten we te doen wat gisteren bij gebrek aan elektriciteit niet kon en dat is een pittig partijtje kegelen in de aan het hotel verbonden kegelbaan. De mannelijke reizigers nemen het op tegen de vrouwelijke en niettegenstaande de bluf en luidruchtige grootspraak van de laatsten zijn het eerstgenoemden die hen met vlag en wimpel verslaan. Zij kunnen dan ook rekenen op hun geheime wapen Yvan, een stille, nederige man die bij hoog en laag beweert dat hij voor kegelen geen talent bezit, maar intussen wel ijskoud de negen kegels in één keer de lucht in blaast. De winnaars worden door de dienster en plaatselijke schone Yvonne (wat lijkt die naam veel op Yvan!) getrakteerd op flesjes schnaps. De meisjes zijn opeens heel wat stiller en sommigen vragen zich al af of Yvan nog vrijgezel zou zijn. Hoe dan ook, op vlak van pret en ambiance zijn we die avond allemaal winnaars.

Donderdag 7 juli 2016

Onze Gruppenführerin Chris kondigt deze dag aan als de letterlijke topdag waar we alle voorbije dagen naar toe hebben gewerkt. En inderdaad, ’s avonds moeten we allen toegeven dat zij daarin niet overdreven heeft. De fietstocht voert ons van Grosskirchheim in het hart van de oostelijke Alpen naar het 40 kilometer verder gelegen plaatsje Flattach. Het is het meest hooggelegen traject van de week. We volgen stroomafwaarts de loop van de Möll, die ontspringt uit een gletsjer aan de voet van de Grossglockner, Oostenrijks hoogste berg (3.798 meter). Het water is dan ook zeer zuiver en helder. Wanneer we ’s middags lunchen in een plaatselijk Gasthof, blijkt het niet mogelijk om water te bestellen. Dat staat eenvoudig niet op de drankkaart want, zo verklaart de waardin, het kraanwater is hier zo zuiver en lekker dat het werkelijk geen zin heeft om mineraalwater aan te kopen! Dat moet kloppen, want zelfs zonder het nuttigen van geestrijke drank beginnen mijn maten spontaan en van pure goede luim Vlaamse heimatliedjes te zingen. Weliswaar hebben ook de hemels mooie landschappen waardoorheen we vandaag fietsen ons in een opperbeste stemming gebracht. We bevinden ons in het Nationalpark Hohe Tauern, met zijn oppervlakte van 1.836 vierkante kilometers het grootste beschermde natuurgebied van Midden-Europa.

De dag heeft nog meer natuurschoon in petto want wanneer we in Flattach onze rit beëindigen, wacht ons daar een bezoek aan de Raggaschlucht. Dat is een 800 meter lange bergkloof die als de mooiste en meest indrukwekkende van Oostenrijk geldt. Met donderend geraas stort zich daar de Ragga naar beneden. De kracht en snelheid van het water lieten het gesteente geen tijd om in een V‑vorm uit te slijten. Tussen vaak loodrechte rotswanden klimmen wij op smalle houten trapjes steil naar boven. De fotografen onder ons jubelen bij de posterbeelden die zich om elke nieuwe hoek voor hen ontvouwen.

Iedereen is tevreden aan het eind van deze dag. Ook in lichamelijk opzicht was het een topdag door de grote krachtsinspanning die hij van iedereen vroeg. Maar die gekwelde lichamen werden bij terugkomst in het hotel vorstelijk verwend door een onvervalst galadiner dat de uitbaters, Martin en Anneliese Tiefnig, hun gasten uit België aanboden.

Vrijdag 8 juli 2016

Onze laatste vakantiedag in Karinthië begon erg vroeg. Al om kwart voor acht vertrok de bus met al onze bagage en fietsen vanuit het hotel Sunshine, waar wij vijf dagen te lang te gast waren geweest. Wie gisteren na afloop van de ‘topdag’ ook nog de voetbalwedstrijd Frankrijk-Duitsland tot het laatst had uitgekeken, zat er aan het ontbijt opvallend pips en bleekjes bij.

De bus bracht ons naar het plaatsje Olsach, waar wij onze fietstocht startten. Vanaf daar volgden wij opnieuw de loop van de Drau, nu echter een heel eind verder stroomafwaarts.

Nog voordat de bus Olsach bereikte, hield ze kort halt in Spittal, met zijn 16.000 inwoners de vierde stad van Karinthië. Spittal is vooral bekend om zijn Schloss Porcia, een burcht die vroeger toebehoorde aan het adellijke Italiaanse geslacht Porcia en die in 1598 werd voltooid. Vandaag is de burcht volledig gerestaureerd en wordt ze benut voor toeristische en kunstzinnige activiteiten. Voor de theaterliefhebbers vermeld ik er nog bij dat Spittal ook wel de ‘Komödienstadt’ wordt genoemd, omdat er elk jaar van half juli tot eind augustus in het binnenhof van de Porciaburcht blijspelen worden opgevoerd.

Officieel heette deze stop in Spittal een plaspauze. (Ze duurde slechts 20 minuten). Maar de ware reden werd ons door onze ervaren en levenswijze reisleidster pas onthuld toen we goed en wel terug op de bus zaten. In het park pal naast de Porciaburcht liep het namelijk vol met mooie Dirndl (meisjes) en Buben (jongens). Het was immers voor de Oostenrijkse jeugd de laatste schooldag. Vanmorgen om negen uur hadden al deze jongeren hun rapport of diploma in ontvangst genomen.

Sommige Dirndl liepen gekleed in een ‘Dirndl’; dat is een traditionele klederdracht die momenteel terug opgang maakt. De ‘Dirndl’ benadrukt met haar ingesnoerde middel en opgehoogde boezem het vrouwelijke silhouet. De wijze waarop het bijhorende schortje wordt gedragen, zegt iets over de status van de draagster ervan. Is het schortje langs achter dichtgeknoopt, dan is het een weduwe waarop je je ogen staat uit te kijken. Is het schortje langs rechts dichtgeknoopt, vergeet het dan maar helemaal want dan is de schöne Dirndl al ‘vergeven’, zoals dat zo mooi heet. Is het schortje langs links dichtgeknoopt, waag dan gerust je kans want dan is de Dirndl nog (of opnieuw) vrij. En is het schortje langs voor dichtgeknoopt, dan springen alle lichten op oranje want dan is de juffrouw nog maagd!

Begrijpelijkerwijs verschafte Chris ons heel die uitleg pas ná de pauze, want hoe zou ons dagprogramma anders wel niet in de war zijn geraakt!

De fietstocht van 30 kilometer van Olsach naar Villach was een light-trip, die niemand nog voor problemen stelde. De weg langs de oevers van de Drau was aanhoudend vlak. In Dobbiaco, drie dagen geleden, was de Drau nog een springerig jong riviertje. In Villach is hij een volwassen stroom geworden, die zich breed en bezadigd bezint over de strapatsen van zijn Italiaanse jeugd. Oud geworden zal hij zich in Slovenië in de stad Maribor onder de naam Drava in de Donau storten.

Villach is met zijn 60.000 inwoners de tweede stad van Karinthië. De eer van de grootste provinciestad gaat naar de hoofdplaats Klagenfurt. Villach is een knooppunt van spoorwegen, dat om die reden in de tweede Wereldoorlog volledig werd platgebombardeerd. Vandaag is het een modern, welgesteld kuuroord. Haar beroemdste, of beter beruchtste inwoner was Paracelsus, die er van 1502 tot 1507 door zijn vader werd onderwezen in de beginselen van de astrologie, de alchemie en de geneeskunde. ‘Paracelsus’ (‘Para’ = voorbij Celsus, dit was een beroemde Romeinse arts uit de eerste eeuw) was de naam die hij zichzelf schonk. Voluit heette hij Philippus Aureolus Theophrastus Bombastus von Hohenheim; zet dat maar eens op je naamkaartje! De uitdrukking ‘bombastisch taalgebruik’ is afgeleid van het gedeelte van zijn familienaam ‘Bombastus’. De geneesheer-theoloog-astroloog-alchemist stond bekend om zijn lange volzinnen vol hoogdravende taal tijdens zijn colleges.

Villach ligt op de pelgrimsroute naar Santiago de Compostella en de kerk in het centrum van de stad is dan ook toegewijd aan de heilige Jakobus.

Iets ten zuiden van Villach, nabij het plaatsje Arnoldstein, bevindt zich het drielandenpunt waar de grenzen van Oostenrijk, Italië en Slovenië elkaar raken. Ten oosten van Villach ligt de Wörther See, met zijn oppervlakte van 20 vierkante kilometers het grootste meer van Karinthië. De watertemperatuur bereikt er in de zomer 28 graden Celsius. Het stadje Velden, gelegen aan de westelijke oever van het meer, is de chicste en duurste badplaats van de Oostenrijkse ‘riviera’.

In Villach eindigde onze Karinthiëreis. Om 14 uur stapten wij op de Europaplatz terug in de bus, die ons via Salzburg en München naar Ingolstadt bracht voor de laatste overnachting op buitenlandse bodem.

Mijn laatste ogenblikken in Villach bracht ik door op de Nikolaiplatz. Midden op het plein staat daar een prachtig beeld van de heilige Franciscus van Assisi, vriend van mens en dier. Uit zijn opgeheven linkerhand laat hij de vogels eten. Is het toeval dat ik hem daar aantrof? Over exact twee weken zal ik samen met nog veertig andere pelgrims de voettocht aanvatten van Romita di Cesi, iets boven Rome, naar Assisi. Twee weken lang zullen wij de heilige plaatsen aandoen waar de ‘kleine arme’ zelf heeft vertoefd en gebeden.

Zaterdag 9 juli 2016

In Ingolstadt overnachtten we in Hotel im GVZ (Güter-Verkehrs-Zentrum). Dat ligt ten noorden van de stad midden op de industrieterreinen van autobouwer Audi. Hotel im GVZ telt vier sterren en wordt doorgaans alleen bezocht door vertegenwoordigers van Audi. Eventjes leefden wij er in grote luxe. Niettemin miste ik in mijn designkamer de Oostenrijkse berglucht en het gezang van de vogels.

Die laatste nacht sliep ik erg onrustig; in mijn dromen werd ik voortdurend bezocht door bloedmooie Dirndl. Maar als mijn ogen afdwaalden naar de sluiting van hun schortjes, was ik de code vergeten en wist ik niet meer wie weduwe was en wie maagd; wie nog vrij was en wie al bezet. Aan het ontbijt keken mijn medereizigers verbaasd naar mijn bleke, afgetrokken gezicht. Zij dachten dat ik nog de hele nacht had zitten schrijven aan mijn reisverslag. Ik liet hen maar wijselijk in die waan.

Om kwart voor acht vatten wij de terugreis aan naar Groot-Bijgaarden en naar de andere plekken in Vlaanderen waar tochtgenoten moesten worden afgezet. Onderweg nam ik de lectuur terug op van het boek ‘Jungle’ van Joost Vandecasteele. Ik had die in Karinthië gestaakt om mij toe te leggen op het werk van de Israëlische schrijver Aharon Appelfeld. Niemand kan schrijven zoals Joost Vandecasteele dat doet over Brussel, de hoofdstad van Vlaanderen, van België en van Europa. Hij voert je mee op een roetsjbaan bevolkt door de meest weirde personages, die in een soort droomwereld van de ene hoogst ongeloofwaardige gebeurtenis in de andere tuimelen. Bijna zoals het echte leven in Brussel dagelijks verloopt! Volgende dinsdag keer ik zelf terug naar die jungle om er mijn werk terug op te nemen bij de Vlaamse overheid. Wordt dat even wennen…!

Etienne Eertmans

11 juli 1302, eh… 2016

zondag 10 juli 2016

Hoor, Israël...

“Er trad een wetgeleerde naar voren om Jezus op de proef te stellen.

‘Rabbi,’ zei hij, ‘wat moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven?’

Jezus zei tegen hem: ‘Wat staat er geschreven in de Tora? Wat leest u daar?’

Hij antwoordde: ‘U zult de Heer, uw God, liefhebben met uw hele hart, met uw hele ziel, met al uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.’

Jezus zei tegen hem: ‘Juist geantwoord! Doe dat en u zult leven.’

Maar hij wilde zich rechtvaardigen en vroeg daarom aan Jezus: ‘Ja maar, wie is mijn naaste?’

Jezus nam weer het woord en zei: ‘Op reis van Jeruzalem naar Jericho viel iemand in handen van rovers. Ze schudden hem uit, mishandelden hem en lieten hem halfdood achter. Toevallig kwam er een priester langs die weg; hij zag hem, maar liep in een boog om hem heen. Ook een leviet die voorbij kwam en hem zag, liep in een boog om hem heen. Maar een Samaritaan die op reis was, kwam bij hem, zag hem en kreeg medelijden. Hij ging naar hem toe, goot olie en wijn op zijn wonden en verbond ze. Toen zette hij hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een herberg, waar hij hem verder verzorgde. De volgende ochtend haalde hij twee denariën tevoorschijn en gaf ze aan de waard. “Zorg voor hem,” zei hij, “en als u nog meer kosten moet maken, zal ik ze u op mijn terugreis vergoeden.” – Wie van die drie is naar uw mening de naaste geweest van de man die in handen van de rovers was gevallen?’

Hij zei: ‘Die hem barmhartigheid heeft bewezen.’

Jezus zei tegen hem: ‘Doe dan voortaan net als hij.’

(Lukas 10,25-37)

Net als vorige zondag, en goed passend bij de zomervakantie, voorziet de katholieke liturgie vandaag weer in een reisverhaal. De aanleiding ertoe is de vraag die een wantrouwige wetgeleerde tot Jezus richt: “Wat moet ik doen om voluit te kunnen leven?”

Jezus speelt de bal terug en laat hem zelf het antwoord formuleren op zijn eigen vraag. De geleerde doet dat door te reciteren uit het ‘Sjema Jisraël’, het voornaamste gebed van de joden, aangevuld met een citaat uit vers 18 van het boek Leviticus – samen de essentie van de joodse Tora. Jezus reageert instemmend.

Toch is de wetgeleerde niet blij met Jezus’ bijval. Hij had hem immers graag vast gezet met zijn vraag, en nu is het alsof Jezus hem vastzet. Om zijn gezicht te redden stelt hij daarom een nieuwe vraag: “Maar wie is dan die naaste, die mijn liefde verdient?” In zijn denkwereld zijn er duidelijke categorieën van mensen: er zijn de wetsgetrouwen en er zijn de sjacheraars en overspeligen. Er zijn de joden en er zijn de niet-joden, met wie je geen omgang hoort te hebben. Tot welke partij rekent Jezus zich?

Maar Jezus denkt out of the box en illustreert dat met het mooie verhaal van de goede Samaritaan die zich bekommert om de beroofde en halfdood geslagen reiziger langs de kant van de weg. Hij verzorgt het slachtoffer – waarschijnlijk een jood – als was het zijn eigen kind. Wat een contrast met de priester en de leviet die, om niet te zondigen tegen de reinheidswetten, zich ver houden van vieze wonden en bloed.

De Amerikaanse monnik Thomas Merton merkte bij dit verhaal op dat hij zichzelf, in tegenstelling tot de meeste lezers, niet spontaan identificeerde met de Samaritaan, maar wel met de hulpbehoevende man. En ik denk dat dit inderdaad de juiste manier is om deze parabel te lezen. Want de ‘naaste’ is hier net niet de arme sukkelaar, maar wel de reiziger die belangeloos hulp biedt en zijn paard, tijd en geld inzet voor de genezing van deze vreemde man die, vreemd als hij is, toch zijn broeder is in ‘God’, want hij is een mensenkind als hij.

Wie was mij in m’n eigen leven tot nu toe het naast? Zonder twijfel mijn oude moeder, die mij als klein kind heeft verschoond, gekleed en gevoed; die mij heeft leren spreken en zingen; die mij de beginselen van de liefde heeft geleerd in woord en daad.

“Zoals die goede Samaritaan heeft gedaan in mijn verhaal,” zo hoor ik Jezus zeggen, “en zoals je oude moeder voor je heeft gedaan, doe jij het ook zo. En dan zal je weten en proeven wat eeuwig leven is.”

Etienne Eertmans
10 juli 2016



Vincent van Gogh, de goede Samaritaan (1890)