maandag 7 november 2016

Lessen uit Oekraïne

Al ben ik bijna zestig, ik heb nog niet veel van de wereld gezien. Een ander continent bezocht ik nog nooit. En het enige land in Oost‑Europa waar ik ooit vertoefde, is Polen. In 1999 bood de Belgische Auschwitz-stichting mij de kans om Krakau en de nabijgelegen vernietigingskampen van Auschwitz‑Birkenau te bezoeken. Het was een kort maar leerrijk verblijf, dat zich uiteraard vooral toespitste op wat er zich tijdens de Tweede Wereldoorlog in die verdoemde kampen heeft afgespeeld. Overlevenden van de shoah vergezelden ons en deden ter plekke de rillingen over ons lijf lopen met hun getuigenis. Er was tijdens die reis ook tijd voor ontspanning, maar die beperkte zich in hoofdzaak tot een snelle rondleiding doorheen Krakau en een kort, individueel bezoek aan de stad. Daarna wachtte al de terugkeer naar België.

Helemaal anders verliep het bezoek aan Oekraïne dat ik zopas aflegde in het gezelschap van Mario en Irene, vrienden van mijn moeder in Genk. Onder de vleugels van vzw Iskra reizen zij al twintig jaar lang, en dat minstens vier keer per jaar, naar de steden Horodok en Kalush in West‑Oekraïne om er noodhulp te bieden aan de plaatselijke bevolking.

Mario en Irene toonden zich de gedroomde gidsen om met Oekraïne, of alvast een stukje daarvan, kennis te maken op een manier die niets weg had van de klassieke toeristische uitstap. Hulp bieden aan gezinnen in nood betekent hier: de mensen thuis bezoeken, hun huiskamers betreden, met hen in gesprek gaan. Heel concreet zien, horen, ruiken en voelen wat dagelijks leven in Oekraïne anno 2016 voor een groot gedeelte van de bevolking betekent. En geloof me, dat kwam hard aan. Ik heb me meer dan eens een groentje gevoeld, een verwend kind van het rijke westen. In België verslind ik mijn dagelijkse portie kranten en lees er alles over de buitenlandse politiek en economie. Maar om echt te beseffen wat armoede kan betekenen in een vroegere Sovjetrepubliek, waar ook vandaag de Russische beer nog begerig zijn klauw naar uitstrekt, daarvoor moest ik ter plaatse de grauwe huurkazernes of boerenwoningen betreden en vaststellen hoe de bewoners er tekort hebben aan zowat alles wat voor de gewone Belg inmiddels totaal vanzelfsprekend geworden is.

Vzw Iskra

Voordat ik het verhaal van mijn reis vertel, wil ik eerst kort iets zeggen over de werking van vzw Iskra, die dit verblijf voor mij mogelijk heeft gemaakt. Deze vereniging werd 17 jaar geleden opgericht. De rechtstreekse aanleiding daartoe was de schrijnende behoefte aan noodhulp als gevolg van de kernramp in Tsjernobyl in 1986. Vzw Iskra is gevestigd in Genk en zamelt in België fondsen en goederen in om daarmee in West-Oekraïne noodlijdende gezinnen te ondersteunen, in het bijzonder gezinnen met zieke en gehandicapte kinderen. De hulpverlening is geconcentreerd in de industriestad Kalush (70.000 inwoners) en in het kleinere stadje Horodok (8.000 inwoners). Daarvoor werkt vzw Iskra nauw samen met de plaatselijke overheden, die het project zeer genegen zijn. Door de stad Kalush bezoldigde sociale werkers selecteren de gezinnen die voor hulp in aanmerking komen. Het betreft momenteel ruim 300 gezinnen. Deze ontvangen om de drie maanden een som geld die overeenkomt met een gemiddeld plaatselijk maandloon. Daarnaast ontvangen zij kledingstukken, schoenen, linnen en dekens en, in beperkte mate, voedselpakketten en speelgoed. Iskra riep ook het project “Brood” in het leven, waardoor zo’n 250 kinderen, verdeeld over 11 scholen, elke schooldag een warme maaltijd ontvangen. Iskra ondersteunt ook een revalidatiecentrum dat dagopvang biedt aan een zeventigtal zwaar gehandicapte kinderen, waardoor hun ouders of, in veel gevallen, alleenstaande moeders overdag kunnen gaan werken.

Vzw Iskra wordt zelf gespijsd met fondsen afkomstig van Belgische gezinnen. Als sponsor word je gekoppeld aan een door jou uitgekozen Oekraïens gezin, waarvoor je maandelijks een bedrag stort. Iskra houdt je op de hoogte over het wel en wee van dat gezin en biedt de mogelijkheid om een persoonlijk contact ermee op te bouwen. De werking van vzw Iskra berust geheel op vrijwilligers. Niemand ontvangt enige vergoeding voor zijn of haar inzet. De werkingskosten zijn uiterst beperkt en worden gedekt door fiscaal aftrekbare giften. Het voor de gezinnen ingezamelde geld komt, zoals ik met eigen ogen heb kunnen zien, integraal bij deze mensen terecht.


Vzw Iskra staat niet los van de evangelische christengemeente in Genk. Bijna alle sponsorgezinnen behoren tot deze gemeenschap of tot een pinkstergemeenschap elders in België. Zelf ben ik weliswaar gelovig, maar nooit eerder had ik contact met pinksterchristenen. Dat bleek op deze reis totaal geen hinderpaal te zijn. Ik leerde Mario en Irene in de eerste plaats kennen als vrienden van mijn moeder. Nooit werd er enige druk op mij uitgeoefend of voelde ik mij het doelwit van bekeringsijver. De christelijke gezindheid speelt overigens geen enkele rol bij de selectie van de noodlijdende gezinnen in Oekraïne. Sommige van hen bezoeken de plaatselijke evangelische kerk, maar hun aantal is verwaarloosbaar klein. 



Tot hier de toelichting van de werking van vzw Iskra. Meer informatie erover is te vinden op de website van de vereniging: www.vzwiskra.be  

De reis in vogelvlucht


De verplaatsing naar Oekraïne gebeurde per bestelwagen. Dat betekende twee volle dagen rijden, met overnachting in een hotel in Polen. We vertrokken in Genk op donderdagochtend 20 oktober en kwamen in Horodok aan op vrijdagavond 21 oktober. De dag nadien reden we in de late namiddag verder zuidwaarts; we bereikten Kalush omstreeks 18 uur. Daar verbleven we zes volle dagen. Op zaterdag 29 oktober vertrokken we ’s ochtends terug naar Horodok, waar we opnieuw overnachtten. Op zondagochtend 30 oktober vatten we de lange terugreis naar België aan. Maandagavond om 20 uur waren we terug in Genk.

Donderdag 20 en vrijdag 21 oktober

Mario en Irene pikten mij om 8 uur op aan het station van Genk. Ook Jan, een uit Polen afkomstige man, met wie Mario jarenlang samenwerkte in de Ford‑autofabriek in Genk, reed met ons mee. Er volgde een urenlange, eentonige rit langs kleurloze autosnelwegen. Namen van grote steden flitsten voorbij zonder dat we er iets van te zien kregen. Het landschap was vlak en weinig opwindend. Op vrijdag reden we bovendien aanhoudend in de gietende regen.

Omstreeks 17 uur overschreden we de Duits-Poolse grens. Vóór de implosie van de Sovjet‑Unie moest je hier geduldig aanschuiven onder het wakend oog van Russische militairen. Hun wachtpost staat er vandaag nog, als een reliek uit vervlogen tijden. Sinds de aansluiting van Polen bij de Europese Unie voel je amper nog dat je een ander land binnenrijdt, afgezien van de rotslechte rijstrook van zo’n zestig kilometer lang bij het binnenrijden van Polen. (In de omgekeerde richting is de autoweg wel al opgeknapt). Daarna zijn de snelwegen ultramodern, met tolheffing. Het bezoek aan enkele winkelcentra onderweg en de overnachting in Legnica gaven mij de indruk van een in snel tempo gemoderniseerd Polen, dat zich in levensstandaard nauwelijks nog onderscheidt van Duitsland. Mijn steekproef was weliswaar zeer kortstondig en lokaal, maar wat ik te zien kreeg noodde mij toch om mijn beeld van Polen als armoedige, achterophinkende Eurolidstaat bij te stellen.

Wat een contrast met Oekraïne! We bereikten de grensovergang in Medyka vrijdagavond om 18 uur. Onmiddellijk ervaar ik wat een echte grenscontrole inhoudt: in de eerste plaats uren geduldig aanschuiven, eerst voor de Poolse, dan voor de Oekraïense grenspost. Twee strenge controles en drie lange uren later kunnen we onze reis voortzetten.

Voordat we de grens overschrijden, laten we vier Oekraïners – een man met vrouw en dochter en nog een volwassen vrouw - mee instappen in onze auto. Het is mijn eerste confrontatie met de schrijnende armoede in dit land. Als grensbewoners beschikken deze mensen over een pasje, waarmee zij tot maximum 50 kilometer ver in Polen mogen reizen. Zij maken er gebruik van om twee keer per week de grens over te steken met ieder één liter sterke drank en twee pakjes sigaretten, het maximum dat is toegestaan. Die genotsmiddelen verkopen zij in Polen met winst, hetgeen hun zo’n 10 euro oplevert per oversteek, de prijs van drie of vier consumpties in een Belgisch café. Het kost hun een hele dag, maar het weinige geld dat het opbrengt hebben zij broodnodig om te overleven. En deze grensgangers vormen geen uitzondering, helaas! Dat werd de komende dagen in Kalush maar al te duidelijk.
Onmiddellijk na de controle door de Oekraïense grenswachters maak ik gebruik van een openbaar toilet. Opnieuw een onthutsende ervaring. Het gebouw is vreselijk verwaarloosd, de stank is ondraaglijk, er is geen enkele privacy (ook niet voor je ‘grote boodschap’). In welk ontwikkelingsland ben ik hier terechtgekomen?

Tot L’viv is de weg goed berijdbaar, daarna is ook dat sprookje voorbij. De meeste wegen in Oekraïne liggen er verschrikkelijk slecht bij, vol putten en oneffenheden, eindeloos vaak opgelapt. In de dorpen rijd je zonder meer over onverharde wegen; een voetganger kan je tempo makkelijk volgen. Een nieuwe auto wordt hier heel snel “oud”!

We bereiken Horodok tegen 22 uur en worden er verwelkomd door Etienne en Olga, bij wie we zullen overnachten. Etienne is een Genkenaar van Italiaanse afkomst, die in Oekraïne zijn vrouw leerde kennen en er is gaan wonen. Ook hij maakt deel uit van het Iskra‑netwerk van vrijwilligers. Als ex‑mijnwerker beschikt Etienne over een behoorlijk pensioen en kan hij in Oekraïne in relatief grote welstand leven. De komende dagen leer ik meer over wat een euro in dit land waard is en hoe je er met een gemiddeld Belgisch maandloon tot de superrijken behoort.

Zaterdag 22 oktober

Oekraïne binnenrijden is wennen aan een andere tijdzone: 7 uur is er 8 uur, dus veel slaap werd ons niet gegund bij Etienne en Olga. ’s Voormiddags gingen we tanken en geld wisselen en bezochten we een noodlijdend gezin: Nadia en haar zwaar autistische dochter Bogdana. ’s Middags nodigden we Etienne en Olga uit voor een warme maaltijd in een plaatselijk restaurant. Daarna zetten we onze tocht verder naar Kalush.

Onderweg kon ik oefenen in het lezen van het Cyrillische alfabet. Slechts weinig lettertekens komen overeen met ons Westerse schrift. Na enkele dagen lukte het me om woorden en plaatsnamen traag maar foutloos te lezen, vaak echter zonder te begrijpen wat ik las.

Ik leerde ook de plaatselijke munt, de grivna, kennen. Voor 50 euro ontving ik 1.405 grivna, wat meer is dan het gemiddelde maandloon van een gewone arbeider, dat zo’n 1.200 grivna bedraagt.

Behalve aan de slechte wegen moest ik wennen aan het straatbeeld. Afwisselend zag ik grote, moderne huizen – vaak onafgewerkt – en zeer bescheiden woninkjes, niet veel groter dan een tuinhuis in de achtertuin van de modale hardwerkende Vlaming. Voor de Oekraïense bewoners ervan de plek waar zij met zes, zeven, acht… mensen alles met elkaar delen! Af en toe zag ik nog weggebruikers met paard en kar. Alle nutsvoorzieningen – elektriciteit, water en gas - liggen bovengronds, wat het uitzicht niet mooier erop maakt. Kabeltelevisie is er niet, wat een woud aan dak- en schotelantennes oplevert. Opmerkelijk zijn ook de ooievaarsnesten op elektriciteitspalen. En verder de zeer talrijke kerken en kapellen met hun glanzende, goudkleurige, uivormige koepels. Ze zien er uiterst fraai uit in hun verzorgde kleurenpracht en verleidden mij vaak tot het maken van foto’s. Parels in een voor het overige nogal troosteloos landschap. Oekraïne bezit zeer vruchtbare aarde en was in betere tijden de graanschuur van de Sovjet‑Unie. Het geel in de Oekraïense vlag (die bestaat uit een geel en een hemelsblauw veld) verwijst naar dat graan. Nu echter is er heel veel braakliggend land. De Sovjets namen bij de implosie van hun Unie de landbouwwerktuigen gewoon mee, of lieten hier of daar wat toestellen achter zonder vervangstukken, waardoor die al snel stonden te roesten. Oekraïne was zelf te arm om het materiaal te onderhouden. Nu bewerkt elk gezin zijn eigen stukje grond, net genoeg om zich wat basisvoeding te kunnen verschaffen.



We bereikten Kalush zaterdagavond omstreeks 18 uur. Huisvesting vonden we in de lokalen van de plaatselijke evangelische kerk. We sliepen er letterlijk onder de toren in ruime, comfortabele kamers. Zelfs internet was hier beschikbaar, zodat ik de hele week lang contact kon onderhouden met mijn vrienden in België. Alleen had ik de voedingskabel van mijn laptop thuis vergeten: na één dag hield het apparaat het voor bekeken. Een kabel aanschaffen in Kalush was een onbegonnen opdracht, zodat enkel de smartphone nog restte om e-mail en facebook te raadplegen.

Zondag 23 oktober

De pinksterchristenen vormen in Kalush een kleine, maar groeiende minderheid. De kerk en bijhorende lokalen zijn modern en voorzien van alle nodige comfort. Hier woonde ik voor het eerst in mijn leven een evangelische gebedsdienst bij. Die verliep erg eenvoudig. Eerst was er een uur lang samenzang met wat ik niet anders kan noemen dan een zeskoppige popgroep, die vooraan het hele podium in beslag nam. De liedteksten werden geprojecteerd op de achterwand met behulp van een beamer – een ideale lees- en luisteroefening voor mij! Na de samenzang volgde een lange toespraak van de voorganger, Alexander. Nu waren het bijbelteksten die de menigte van de lichtwand kon aflezen. Tegen de middag was alles afgelopen – haast zonder ritueel maar niet zonder hartelijkheid en warmte. In een lokaal naast de kerk werd verder gedeeld en bijgepraat bij snoep en koffie. Ik maakte van de pauze gebruik om een kloeke Oekraïense bijbel aan te schaffen voor de spotprijs van 80 grivna, omgerekend amper 3 euro!



’s Middags waren we te gast bij de schoonzus van Alexander, Oxana, haar man Bogdan en hun quasi volwassen kinderen Lila en Stanislas. Zij wonen een eind buiten het stadscentrum en zijn welstellende mensen. Samen voeren zij de leiding over een industriële bakkerij, die ze zelf met noeste arbeid uit de grond hebben gestampt.

We mochten meteen ervaren wat Oekraïense gastvrijheid betekent: niet enkel Irene, Mario en ik schoven aan tafel, maar ook Alexander en zijn vrouw Miroslava, en hun twee zonen Dennis en André met hun respectieve echtgenotes Zorjana en Vira. Zij brachten hun jonge kinderen Sasha, Vlada en nog een tweede Sasha mee. Allen schaarden we ons rond een rijk gevulde tafel, een waar feestmaal! Er werd urenlang gepraat, gelachen en gezongen. Ik verstond geen woord van wat er werd verteld, maar raakte het niet moe deze familie gade te slaan. Hun gezichten en gebaren vertelden hun eigen verhaal! Ik genoot van zoveel blijde hartelijkheid. Stilletjes nam ik aan dat dit een familiereünie betrof, die eens om de zoveel weken plaatsvond. Niets was minder waar. Want de avond nadien waren we te gast bij André en Vira, en opnieuw was iedereen er, met uitzondering van Dennis en Zorjana! Eenzelfde rijke dis wachtte ons daar en weer werd er urenlang gepraat en gezongen. De avond nadien: weer dezelfde taferelen, ditmaal aan huis bij Dennis en Zorjana! En drie dagen later ten slotte, de avond voor ons vertrek uit Kalush, was iedereen verzameld in de woning van de pater familias Alexander. Ik neem aan dat daarna het rondje gewoon weer opnieuw begon…

Zo’n hecht familieleven is bij ons in België haast onvoorstelbaar. Niemand wekte de indruk slechts uit beleefdheid aan het gebeuren deel te nemen. Het harde leven heeft deze mensen aan elkaar gesmeed. Te oordelen naar de interieurs van hun huizen en appartementen komen zij niets tekort. Maar Irene en Mario, die al bijna twintig jaar omgaan met deze familie, getuigen ervan dat zij gestart zijn als arme, behoeftige mensen, die slechts door hard werken en oneindig veel offers, plus volgehouden ondersteuning vanuit België, de welstand hebben bereikt waarvan zij nu genieten.

Dat armoede mensen ook uit elkaar drijft, hebben wij helaas maar al te vaak moeten vaststellen. We zagen talloze moeders die omwille van hun gehandicapte kind door hun mannen verlaten werden. Ook alcoholverslaving en werkloosheid richten ravages aan en scheuren gezinnen uiteen. De pijn van de achtergeblevenen wordt nog vergroot doordat er geen wetgeving bestaat die hen in bescherming neemt. Zelfs erfrecht bestaat er niet. Wie eigenaar is van de woning, bepaalt wie die wel of niet mag bewonen, ook al gaat het om de eigen man, vrouw, kinderen, grootmoeder of grootvader. Verzuimt de eigenaar om de woning tijdig te verkopen of weg te schenken, dan wordt die bij zijn overlijden gewoon staatsbezit. Dergelijke wettelijke omkadering, of liever het ontbreken ervan, maakt hechte familiebanden tot een kostbaar goed. De sociale voorzieningen zijn bijzonder schaars. Verkeer je in nood, dan is er vaak geen ander vangnet dan de eigen verwanten.

Maandag 24 tot vrijdag 28 oktober

In de daaropvolgende dagen verrichtten Mario en Irene de arbeid waarvoor zij de reis hadden ondernomen. Dat hield voornamelijk in het ontvangen van de noodlijdende gezinnen in een kantoorruimte in het al eerder genoemde revalidatiecentrum, waar hun geld en kleding werden overhandigd; en het bezoeken van een aantal gezinnen aan huis.

Nu volgde voor mij de eerste, echt lijfelijke ontmoeting met de stad Kalush en haar bevolking. Al blijft één week een erg korte, ja veel te korte tijd om kennis te nemen van alle facetten, om zicht te krijgen op de manier waarop de problemen waarmee de bevolking kampt in elkaar grijpen en elkaar versterken, en om de historische oorzaken ervan te doorgronden. Irene en Mario waren door hun jarenlange ervaring echter betrouwbare gidsen en zij verschaften mij een schat aan informatie over het dagelijkse leven in dit geplaagde land. Zij beheersten de taal voldoende om zich verstaanbaar te maken, vragen te stellen en te begrijpen wat hun werd meegedeeld. Meestal vertaalde Irene onmiddellijk voor mij wat we te horen kregen, zodat ik het gebeuren zeer goed kon volgen. Zij leerden me ook een aantal standaarduitdrukkingen, zodat ik op z’n minst in het Oekraïens mensen kon begroeten en bedanken.

Onze arbeid startte in het revalidatiecentrum. Toen onze bestelwagen aankwam, stond er al een lange rij mensen te wachten. Het urenlang aanschuiven in een rij, ongeacht de weersomstandigheden, zit er bij hen ingebakken. Al openden de deuren pas om 14 uur, toch stonden sommigen al van ’s morgens te wachten… Zij hadden allen bij de vorige bedeling, drie maanden geleden, een strookje papier meegekregen waarop hun nummer stond en de datum waarop zij zich voor een nieuwe bedeling mochten aanbieden. In het lokaal dat zij betraden bij het binnenkomen, lagen overal kledij, schoenen en dekens uitgestald, waaruit ieder van hen drie stukken mocht kiezen. Daarna ontvingen we de mensen één voor één in een kleiner lokaal, waar zij een som geld kregen overhandigd: 1.030 grivna voor de gezinnen die al langer steun ontvingen, 515 grivna voor gezinnen die voor het eerst in aanmerking kwamen voor ondersteuning. Het geld mag niet worden uitgegeven aan genotsmiddelen. Als bescheiden controlemiddel wordt aan de mensen gevraagd om de kastickets van hun aankopen bij te houden en bij de volgende bedeling in te leveren. De meeste gezinnen hebben hun persoonlijke sponsor in België: een gezin (of persoon) dat maandelijks 25 euro overmaakt aan vzw Iskra, en soms het door haar ondersteunde gezin iets extra toestopt.

Het personeel van het revalidatiecentrum wordt door de stad Kalush betaald, maar voor de toerusting ervan staat vzw Iskra in. Zo zijn er oefentoestellen aangeschaft en zijn er voor de kinderen enkele zeer mooie speel- en ontspanningsruimtes ingericht. Iskra hoopt volgend jaar een busje te kunnen kopen waarmee de kinderen aan huis kunnen worden opgehaald. Vooral in de winter zou dat een grote hulp betekenen voor de getroffen gezinnen.

Ik zag heel wat mensen binnenkomen in het kleine kantoortje waarin Mario en Irene hen ontvingen. De meesten van hen hadden een verzorgd voorkomen, dat weinig verried over de nood waarin zij in werkelijkheid verkeerden. Schijn bedriegt hier. De Oekraïeners zijn een fier volk; wanneer zij naar buiten treden, maken zij zich mooi op en trekken hun beste kleren aan. Betreed je hun huizen, dan krijg je een heel andere werkelijkheid te zien. Daartoe kreeg ik de ruimschoots de kans tijdens het verblijf in Kalush. Dit was voor mij een schokkende ervaring. Een aantal gezinnen hadden de appartementen waarin zij woonden – vaak niet meer dan een eenkamerwoning – proper en smaakvol ingericht. Er stonden een paar nette meubelen in, de muren waren bekleed met tapijten (die ook als isolatie dienst deden) en religieuze prenten, her en der lagen knuffels en mooie objecten. Maar dat alles op een veel te kleine ruimte. Altijd weer vroeg ik me af hoe en waar deze mensen ’s nachts sliepen. En inderdaad, een sofa of zithoek werd een bed waarin twee of drie mensen onder een deken wegkropen. Een één- of tweekamerwoning met een eigen aanrecht en toilet, dat was dan nog weggelegd voor de gelukkigsten onder hen. We bezochten ook woonkazernes waarin de lift ontbrak en waarin de keuken, de wasplaats en de toiletten gedeeld werden met de andere bewoners van de verdieping. Hier ademde de armoede mij in het gezicht. We weten allen hoe dat gaat als een aantal mensen samen verantwoordelijk zijn voor de netheid van een trappenhuis, een keuken, toiletten… Zelfs in de mooi ingerichte keukenruimte op mijn kantoor in Brussel wordt het heel snel een boeltje. Wat dan in armtierige en vervallen huurwoningen in een buitenwijk van een Oekraïense stad?



Geen beeld staat echter zo op mijn netvlies gebrand als dat van een klein gezin, bestaande uit grootvader, vader, zoon en dochter, dat letterlijk weggekropen zat in een bouwvallig huisje aan de buitenrand van de stad, te midden van de akkers. Je vroeg je überhaupt af waarom die krotwoning niet ter plekke instortte. De armoede die ik zag bij het binnentreden van dat huisje, was onbeschrijflijk. De vodden waarin die mensen gehuld waren, stonden stijf van het vuil. Zij hokten samen op een veel te kleine oppervlakte. Op de bedeling in het revalidatiecentrum hadden zij zich al enkele keren niet meer vertoond, wellicht uit schaamte of onwennigheid. Dit verontrustte Mario en Irene dermate, dat zij het gezin absoluut ter plekke wilden opzoeken.

Nergens zag ik nadien nog zo’n extreme armoede. Ik had de vreemde ervaring dat ook een erbarmelijk huizenblok met een lift uit vadertje Stalins tijd, in jaren niet meer onderhouden of opgefrist, met een gemeenschappelijke keuken en wasplaats, na enkele dagen wel wende. Het waren gewone mensen die daar woonden, geletterd, talentrijk, liefdevol maar… die niets bezaten, in een land dat te arm is om behoorlijk voor zijn infrastructuur en bevolking te kunnen zorgen en bovendien aan de oost- en zuidgrens in een bloedig conflict verwikkeld is met grote buur Rusland.



Het was niet alles kommer en kwel wat ik in die week in Kalush meemaakte. Met Mario en Irene bezocht ik ook enkele markten, zowel in de open lucht als in overdekte galerijen. Ideale plekken om het standenverschil in de Oekraïense samenleving te peilen, aan de hand van de aangeboden koopwaar – van uiterst schamel tot luxueus – en van de bezoekers en kooplieden. We kuierden door een aantal straten in het centrum van de stad en bezochten zo het cultuurcentrum en de Grieks-orthodoxe Sint‑Michaëlkerk. Kalush bezit ook een grote, verwaarloosde joodse begraafplaats, waarvan ik uitgebreid foto’s nam. Overdag aten we meestal in bescheiden restaurants, waar ik kon proeven van een aantal plaatselijke gerechten. Eén keer aten we ’s avonds aan huis bij een alleenstaande moeder en haar twee volwassen zonen, van wie er één zwaar motorisch gehandicapt was. Wij kregen een heel lekker maal voorgeschoteld en beleefden blijde uren samen vol van oprechte vriendschap.

Eén gezin dat we in de loop van de week bezochten, bestond uit Ivana, haar ernstig gehandicapte, negenjarige zoon Sasha en Ivana’s bejaarde moeder. Vader verliet het gezin toen Sasha nog maar één jaar oud was. Sindsdien staat Ivana er alleen voor. Sasha is verstandig, maar kan door een rugletsel dat hij opliep bij zijn geboorte, niet rechtop zitten. Hij spreekt heel moeizaam en kan haast geen enkele handeling alleen uitvoeren. Hij lijdt bovendien aan epilepsie. Overdag gaat hij naar het revalidatiecentrum en drie keer per week trekt zijn moeder met hem naar het zwembad om er oefeningen te doen voor zijn ledematen. Ik besloot om mij ertoe te verbinden, dit gezin te ondersteunen via een maandelijkse storting. Bovendien zal ik, zodra Mario en Irene mij alle gegevens ter beschikking hebben gesteld, met dit gezin contact kunnen houden en corresponderen. Bij een volgende reis naar Oekraïne zal uiteraard een bezoek aan hen niet ontbreken.



Zaterdag 29 oktober

Zaterdagochtend keerden wij terug naar Horodok. Ook daar bezochten Mario en Irene nog een aantal gezinnen. Ditmaal vergezelde ik hen echter niet meer. Onze gastheer Etienne reed samen met mij naar het nabijgelegen L’viv om mij deze mooie stad te tonen. Al bleef het bij een vluchtige kennismaking, toch kreeg ik een idee van het straatleven in deze bruisende universiteitsstad, die zeker een meerdaags bezoek waard is.



Terug thuis in Horodok stelde ik vast welke ravage mijn twee knuffelberen Sam en Witteke hadden aangericht. (Zie daarover mijn verhaal ‘Sam en Wittekes laatste uren in Oekraïne’). Benieuwd of die gasten volgend jaar nog mee mogen!

Ook in Horodok maakte ik nog flink wat foto’s. Dit bescheiden stadje telt liefst twaalf kerken van diverse religieuze strekkingen, die in het weekend allemaal afgeladen vol zitten. In één ervan verwijlde ik een half uur en zag in die tijd een aantal oudere mensen de kerk binnen- en buitengaan. Een gebedsdienst was er op dat moment niet. Ieder van die mensen bad geknield op de stenen vloer en met grote overgave, kuste de iconen vooraan en raakte devoot de kruisbeelden en afbeeldingen van Christus en de Moeder Gods aan. Voor hen is God heel reëel aanwezig in hun levens en bemoedigt en vertroost hen in de bittere beproevingen die hun dagelijks brood zijn.

Zondag 30 en maandag 31 oktober

Zondagochtend, tijd om de terugreis naar België aan te vatten. De overgang naar de wintertijd had ons één uur langer slaap geschonken. Het overschrijden van de grens met Polen deed daar nog één uur bij. Zoals te verwachten viel, speelden we die tijd weer volledig kwijt met het wachten aan de controleposten. Toch mochten we van geluk spreken. Een vluchtige blik op onze schaarse bagage en een strenge controle van onze paspoorten volstonden om ons Polen, en dus de Europese Unie, te laten binnenrijden. Dit voorjaar had de Iskra‑ploeg minder geluk. Het aanschuiven aan de Oekraïense zijde van de grens duurde toen zo maar eventjes 10 uren, waarna de Poolse grenswachters het nodig vonden om de Belgische reizigers uitgebreid te ondervragen, hun bagage volledig binnenste buiten te keren en de bestelauto in alle hoekjes en spleetjes te onderzoeken. Wat ook weer meerdere uren in beslag nam! Ook nu kon ik vaststellen dat de Poolse beambten steekproefsgewijs auto’s aan de kant zetten voor een zeer grondige controle.

De verdere reis verliep zonder problemen. Het was een groot genoegen om ons in Polen te kunnen verplaatsen over hypermoderne autowegen en ook het verblijf in het driesterrenhotel Milenium in Legnica was een waar genot voor, naar Belgische normen, weinig geld.

De lange uren op de Poolse en Duitse autowegen boden mij de kans om de zeer onderhoudende, spits geschreven roman “Radetzkymars” van de in westelijk Oekraïne geboren Joseph Roth helemaal uit te lezen. Zonder dat ik hun gezelschap uitdrukkelijk had opgezocht, verrijkten drie met Oekraïne verbonden auteurs mijn verblijf met hun waardevolle boeken: Katja Petrowskaja (“Misschien Esther”), Joseph Roth (“Joden op drift” en “Radetzkymars”) en Svetlana Alexijevitsj (“Wij houden van Tsjernobyl”).


Een spoedcursus Oekraïne


Na het reisverhaal in vogelvlucht wil ik nu een aantal wetenswaardigheden delen over Oekraïne. Mijn bron daarvoor zijn de getuigenissen van mijn ervaren gidsen Mario en Irene, aangevuld met wat ik met eigen ogen heb kunnen zien en voelen. Ik heb getracht de informatie thematisch te benaderen, wel beseffend dat alle onderwerpen als met draden met elkaar verbonden zijn, als in een spinnenweb: raak je aan één draadje, dan trilt het hele net mee. En heel vaak betreft het zaken die niet goed lopen, en waarbij zoals in een sprookje de ene kwelgeest er zeven andere met zich meebrengt. Maar ik beloof om ook het goede en mooie, dat in dit land toch ook aanwezig is, niet te verzwijgen.

De wurggreep van Rusland

Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie werd Oekraïne in 1991 onafhankelijk. Voor het land was dat tegelijk een zegen en een vloek. Het was een zegen omdat de bevolking eindelijk opnieuw haar eigen taal mocht spreken en schrijven en haar eigen cultuur beleven, wat onder het Sovjetbewind verboden was. Dat is van onschatbare waarde. Iedereen in Oekraïne begrijpt Russisch, maar je scoort niet goed als je het op straat spreekt. Behalve in Oost-Oekraïne en op de Krim zijn de gevoelens van rancune ten opzichte van de vroegere overheersers overal zeer groot. Leven onder het Sovjetbewind was leven in angst. Bij het begin van de onafhankelijkheid durfden de mensen niet geloven dat ze nu “vrij” waren. Aan vrijheid waren zij absoluut niet gewend. Voorheen werd immers alles wat bewoog gereglementeerd en zevenmaal gecontroleerd. Voor alles had je een toelating nodig, ook voor het zich verplaatsen buiten de eigen stad of streek. Daarom leefden de mensen in de eerste jaren van de onafhankelijkheid verder alsof ze nog steeds overheerst werden. De Oekraïense politie was alomtegenwoordig en plaatste overal op straat controles. Vandaag is daarvan niets meer te merken; ik heb zeer weinig politieauto’s gezien in Kalush. Maar de argwaan zit de mensen in het bloed. Het elkaar bewaken en in het oog houden is ingebakken in hun houding. Nog steeds is men op zijn hoede en altijd voorbereid op het ergste. De eenvoudigste huurwoning is er beveiligd met stevige, moderne sloten. En hoe vreemd het ook lijkt, de schamele, bouwvallige huurkazernes waarover ik eerder sprak, met gemeenschappelijke kook- en wasplaatsen in slecht verlichte gangen, kan je vaak niet betreden zonder aan het voorportaal een cijfercode in te tikken!

Ik merk dat mijn aanzet over de zegen van de onafhankelijkheid al na zeven regels wordt overschaduwd door de vloek die er nog steeds op dit land rust. Het perverse denken van de sovjets heeft immers een haast onuitwisbaar spoor getrokken in de ziel van de Oekraïners. Nog veel schrijnender wordt het verhaal als je hun wedervaren op economisch vlak in ogenschouw neemt. Tot voor 1991 verliep het hele maatschappelijke en economische leven gestructureerd volgens de richtlijnen vanuit Moskou. Je kon er geen duimbreed van afwijken, maar er werd wel voor je gezorgd. In 1991 werd echter de bloedtoevoer afgesneden en stond Oekraïne er plots alleen voor. Geen Rus gaf nog een cent om dit land. De gevolgen daarvan zijn vandaag zeer zichtbaar. De infrastructuur van het land is totaal verouderd. Hoe slecht de wegen erbij liggen, kon ik al onmiddellijk ervaren bij het binnenrijden van Oekraïne. In Kalush druipt de ellende van de huizen en woonblokken; ze zijn al jaren niet meer bijgeschilderd of hersteld. Er is ook nieuwbouw, die moderne, comfortabele woongelegenheid laat vermoeden. Maar een bouwwerf kan makkelijk tien jaar blijven staan voordat het huis voltooid is. Men bouwt verder wanneer er geld is; geraakt het op, dan blijft alles weer liggen voor onbepaalde tijd. Zo zag ik ruwbouw voor luxueuze villa’s met dichtgetimmerde raam- en deuropeningen; onafgewerkte woningen vol vuilnis, waarin jongeren ’s avonds samenkomen om er te kletsen en zich te bezatten…

Toch is er onloochenbaar vooruitgang. Er wordt handel gedreven met het westen in harde euro’s en dollars. Veel Oekraïners hebben contacten in Polen, dat het land op sleeptouw neemt. Etienne getuigde ervan hoezeer de welstand in Horodok is toegenomen op relatief korte tijd. Toen hij er vijftien jaar geleden kwam wonen, was hij één van de zeldzame autobezitters. Nu vind je er haast geen plaats meer om te parkeren! De weelde is weliswaar zeer ongelijk verdeeld en dat is ook heel zichtbaar in het straatbeeld. Vooral op het platteland heerst nog veel armoede. Niet weinig mensen leven er zoals in het België van zestig, zeventig jaar geleden. Anderzijds zijn televisie en internet doorgedrongen tot in alle huiskamers. In elke woning die ik betrad stond het televisietoestel aan, al ging het soms om erg verouderde apparaten. En zowat iedereen, van rijk tot arm, heeft zijn draagbare telefoon of smartphone voortdurend bij zich en maakt er overvloedig gebruik van.



Ging de welstand er gedurende een aantal jaren gestaag op vooruit, de oorlog die Rusland op de Krim en aan de oostgrens heeft ontketend, heeft Oekraïne in een diepe crisis gestort. Dollar en euro werden plots veel duurder, waardoor de koopkracht van de Oekraïners enorm verminderde. Op die manier houdt Rusland zijn kleine buur opnieuw in een wurggreep. Het lijkt sterk op uithongering als oorlogswapen. Op amper twee jaar tijd is de gasprijs verzevenvoudigd, en hij stijgt nog steeds. Met de winter voor de deur is verwarming voor veel huishoudens in de stad zonder meer onbetaalbaar geworden. Het kost momenteel drie volle maandlonen om een éénkamerflat een winter lang te verwarmen. In het tussenseizoen sluiten nogal wat scholen hun deuren om aldus te besparen op verwarmingskosten. In de winter, wanneer het verwarmen van de lokalen onvermijdelijk is, blijven de scholen dan weer langer open, zodat het opwarmen van de gebouwen kan worden gespreid over een kleiner aantal dagen. Ondenkbaar in België! Betaalt één klant in een appartementenblok zijn gasfactuur niet, dan wordt de gastoevoer meteen afgesloten voor het ganse blok. Zelf meegemaakt in Kalush! Ook de stroomvoorziening is onbetrouwbaar. Toen we op de eerste zondag van ons verblijf te gast waren bij Bogdan en Oxana, doofden plots alle lichten. Gedurende twee uur was er geen toevoer meer van water en elektriciteit. De familieleden besteedden er nauwelijks aandacht aan; dit maakte deel uit van hun dagelijkse leven. Met zwarte humor slaan ze zich erdoor. Ik hoorde deze grap: hartje winter belt Olga vanuit Polen naar haar vriendin Masha in Oekraïne. “Lieve Masha, het vriest hier de stenen uit de grond! Is het bij jullie ook zo koud?” – “Jazeker, Olga, het is hier min dertig graden!” – “Hoezo? Ik las toch in de krant dat het in Oekraïne min veertig graden vriest?” – “Dat is ook zo”, antwoordt Masha, “buiten vriest het min veertig graden, maar hier in mijn huiskamer min dertig!”

Enkel in het grensgebied met Rusland vind je nogal wat Russisch-gezinde mensen. Daar is een eenvoudige verklaring voor. Palmt Rusland hun gebied in, zoals het eerder met de Krim heeft gedaan, dan staat het er borg voor dat de zwaar vervuilende steenkoolindustrie – een doorn in het oog van de Europa-aanhangers – kan blijven draaien. Voor de Oekraïners betekent dat werk, en werk staat gelijk met eten. Zonder werk ben je in Oekraïne volledig zonder inkomen. Dan is je som snel gemaakt! De honger drijft de bevolking hier in de armen van de Russen. En president Poetin, die lacht in zijn vuistje. Terwijl wij naar Oekraïne reden, overlegden in Berlijn de staatshoofden van Rusland, Oekraïne, Duitsland en Frankrijk over het conflict aan de oostgrens van Oekraïne. De ontmoeting werd maandenlang voorbereid en leverde niettemin niets op. De strijd gaat onverminderd verder en noodzaakt Oekraïne ertoe om massaal te blijven investeren in zijn leger en in bewapening, terwijl het schaarse geld zoveel zinvoller zou kunnen besteed worden in dit geteisterde land.

De vele gezichten van de armoede

 

Sociale voorzieningen en gezondheidszorg

In België kan je ziek worden of je werk verliezen en dan heb je een hoop kopzorgen. Overkomt je iets gelijkaardigs in Oekraïne, dan is dat zonder meer een ramp. Er is namelijk geen werkloosheidsuitkering en vakbonden, mutualiteiten of OCMW’s bestaan er niet. Je valt uitsluitend terug op jezelf en je familie. Beslist je baas om je niet uit te betalen voor de geleverde arbeid, dan heb je pech; je kan nergens gaan klagen of je recht opeisen. De mensen beseffen dat zij dat risico lopen wanneer zij zich ergens in dienst laten nemen, maar aanvaarden het omdat elk werk kostbaar is en het de enige legitieme bron van inkomsten is. Er is lang niet genoeg betaalde arbeid voor iedereen. Veel mensen werken slechts twee of drie dagen per week. De werkgevers kunnen zich niet veroorloven om hun personeel langer in dienst te houden. Daar staat tegenover dat een werkdag doorgaans twaalf uren duurt. De werknemer wordt niet per uur betaald, maar per werkdag of per opdracht.

De overheid laat je niet altijd en overal in de steek. Er bestaan geboortepremies en kindergeld, hoe bescheiden ook. En een pensioen ontvangt de bejaarde Oekraïener ook, al kan hij of zij daar amper van overleven. Er is een invaliditeitsuitkering, al moet je die jaarlijks opnieuw aanvragen en je daarvoor telkens twee weken op eigen kosten laten opnemen in een ziekenhuis om er altijd weer dezelfde onderzoeken te ondergaan.

Bid God dat je niet ziek wordt in Oekraïne. Want huisartsen zijn er niet. Je moet jezelf naar een ziekenhuis slepen, waar een door de staat betaalde dokter je gratis onderzoekt. De geneesmiddelen die hij of zij je voorschrijft, moet je echter volledig zelf betalen. De kwaliteit van die geneesmiddelen is onbetrouwbaar. Je hebt overigens geen voorschrift nodig; de verkoop van geneesmiddelen is overgeleverd aan de vrije markt. Insuline koop je best in het buitenland, als je leven je lief is. Maar wie kan dat betalen? Niet zelden wordt er verkeerde medicatie voorgeschreven en worden er foute diagnoses gesteld. Besluit de arts dat je een operatie moet ondergaan, dan moet je die volledig zelf betalen. Heb je geen geld, dan laat de arts je doodgaan. Voor eten moet de familie van de patiënt zelf zorgen. Het ziekenhuis verschaft geen maaltijden aan haar cliënten. (Een gelijkaardige toestand doet zich voor bij het leger. Krijg je een oproep om in het oosten te gaan strijden, dan moet je zelf je militaire uitrusting betalen en een uniform laten maken. Ik zag filmbeelden van een konvooi dat vanuit Horodok naar het front was getrokken om er de soldaten uit Horodok te bevoorraden met winterkleding en voedselpakketten).

In deze tijd van het jaar zijn griepepidemieën schering en inslag. Inentingen zijn er niet en door de geringe weerstand van de verarmde bevolking maakt de ziekte elk jaar veel slachtoffers. Veel kinderen komen gehandicapt ter wereld. Een gevolg van de kernramp in Tsjernobyl dertig jaar geleden, zou je denken. Maar het kan ook liggen aan de vervuilende chemische industrie rondom Kalush. Of aan de slechte kwaliteit van de geneesmiddelen. Wie zal het zeggen?



Scholen

Eén van de goede erfenissen van de vroegere Sovjet-Unie is dat het onderwijs in Oekraïne gratis is, inclusief de hogere beroepsopleiding. Een vrij onderwijsnet bestaat er niet. Het onderwijzend personeel en professorenkorps werkt in dienst van de staat. De leerplicht geldt vanaf de leeftijd van zes jaar. Niet iedereen mag zo maar verder studeren. Alleen de beste leerlingen ontvangen een hogere opleiding. Het onderwijs is overigens niet helemaal een gratis-verhaal, verre van zelfs. Studiebeurzen bestaan niet. Wat de staat aanbiedt is als het ware een lege doos met personeel erin. Voor al het overige: meubilair, schoolmateriaal, leerboeken, voeding, kleding, verwarming, onderhoud en herstellingen… moeten de ouders zelf opkomen! Zo wordt onderwijs een vergiftigd geschenk, met zowel een blanke als een pikzwarte zijde. Toch één positieve noot om te eindigen: analfabetisme bestaat vrijwel niet in Oekraïne - een zegen die het communistische systeem achterliet.

Levensduurte

Na het beeld dat ik heb geschetst van de sociale voorzieningen, of liever het ontbreken daarvan, zal het duidelijk zijn dat leven in Oekraïne geen pretje is. In de krant lees ik verhalen over het dagelijkse leven in pakweg Congo, maar veel facetten daarvan kwam ik ook tegen in Oekraïne. De corruptie is alomtegenwoordig. In Oekraïne is alles verkrijgbaar, zolang je maar geld op tafel legt. Een rijbewijs of diploma kopen is een koud kunstje. Niet zonder reden beveiligen de mensen hun woningen met stevige sloten. Er wordt gestolen als de raven. Zelfs riooldeksels worden gejat, want metaal brengt veel op op de zwarte markt. Her en der in Kalush zag ik boomtakken uit het wegdek omhoogsteken. Verkeersremmers? Nee, ontbrekende riooldeksels!

Om geld te lenen bij de bank, moet je zowel werk als een gsm hebben. Waarom een gsm? Omdat de bank de aanmaning tot aflossing van je lening per sms verstuurt. Van een brief kan je immers beweren dat je hem niet hebt ontvangen. Bewijs echter maar eens dat je een sms niet ontving!

De levensduurte drijft mensen naar misdaad en corruptie. Leven in Oekraïne is naar Belgische normen zeer goedkoop. Een etentje op restaurant voor vier personen kost je amper vijftien euro. Voor een Oekraïner betekent dat echter een derde van een gemiddeld maandloon. In de supermarkt kochten we de ingrediënten voor een eenvoudige broodmaaltijd en betaalden daarvoor 450 grivna… de helft van het maandelijks pensioen van een bejaarde inwoner! Wie over een stukje grond beschikt, bedruipt daarom zichzelf door het telen van groenten en aardappelen en het houden van wat kleinvee. Brood bakken de mensen zoveel mogelijk zelf. Kaas en melk zijn heuse luxeproducten. Ook pampers voor kinderen en bejaarde personen zijn zeer duur. Wasproducten moét je wel kopen, maar zijn van zeer slechte kwaliteit.

In Kalush zie je overal oude vrouwen die de straat schoonvegen voor een centje dat de stad hun daarvoor toestopt. Rond onze verblijfplaats scharrelde elke ochtend een kromgebogen vrouwtje, dat flessen en plastic verpakkingen verzamelde die achteloos weggeworpen waren, om daarmee een centje te verdienen. Op de markt fotografeerde ik een bejaarde vrouw die niets anders verkocht dan plastic draagtassen. Ja, zoals overal zijn ook hier de zieken en bejaarden de grootste slachtoffers van de crisis. In appartementsblokken krijgen zij de hoogste verdiepingen toegewezen, terwijl er vaak geen lift aanwezig is. De sterkeren palmen de lager gelegen vertrekken in. Toch gebeurt het regelmatig dat bejaarde, zeer behoeftige mensen hardnekkig de hun aangeboden hulp weigeren. Ze doen dat niet uit misplaatste trots. Hun decennialange levenservaring onder het sovjetregime heeft hen echter blijvend achterdochtig gemaakt. Zij kunnen zich niet voorstellen dat iemand je “zo maar” iets aanbiedt: daar moet wel een geheime bedoeling achter schuilen! De hulpverlener voert vast iets in zijn schild – maar wat? Liever dan zich in dit avontuur te begeven, sluiten deze bejaarden dan ook hun deur.

Hoe de armoede gezinnen uiteenrijt, beschreef ik eerder al. Een alomtegenwoordige gesel is alcoholisme. Op het platteland stookt iedereen zelf zijn (zeer sterke) wodka. Drinken doen de Oekraïners tot zij van hun stoel vallen – hun manier om de pijn en zorgen eventjes te vergeten. Niemand bekommert zich om je als je dronken langs de straat ligt; in de winter vries je er probleemloos dood. Je hoeft daarop trouwens niet te wachten als de ellende je te veel wordt. Elke dag hoorde ik in de gezinnen die wij bezochten verhalen over mensen die de ultieme wanhoopsdaad hadden begaan.

Milieuzorg

Je kan je voorstellen dat milieuzorg in Oekraïne weinig mensen uit hun slaap houdt en vooral iets is dat hun vanuit het rijke Westen – zelf niet altijd zo’n voorbeeldige leerlingen – opgedrongen wordt. Nu de gasprijzen hemelhoog pieken, grijpt iedereen terug naar hout- en steenkoolverbranding. Wie kan het hen kwalijk nemen? Zonne- of windenergie zijn er niet. Ik zag in het gebied waar wij verbleven niet één zonnepaneel of windmolen. Wat kernenergie betreft: je zou denken dat het land lessen heeft getrokken uit de ramp die dertig jaar geleden in Tsjernobyl plaatsvond. Nog altijd sterven mensen aan de gevolgen van de straling die toen vrijkwam. Maar in het voorwoord bij het boek “Wij houden van Tsjernobyl” van Svetlana Alexijevitsj lees ik dat rijke buur Rusland vijf jaar geleden in het nabijgelegen Wit‑Rusland, dat door de kernramp het zwaarst getroffen werd, de bouw aanvatte van een nieuwe centrale…

Wie armoedig leeft, ligt niet wakker van een propere leefomgeving. Daardoor bieden veel landschappen zo’n troosteloze aanblik. Gronden blijven braak liggen, er wordt lukraak gebouwd... er is ruimte genoeg! Een anekdote: tijdens het rijden wees Irene mij op de betonnen bruggetjes die je soms langs de wegen aantreft, in bosrijk gebied. Welke functie hebben die? Wel, je kan daar de olie van je auto verversen. De afvalolie stroomt gewoon ter plekke weg in de schoot van moeder aarde…

Cultuur en religie

Laat me na deze zwarte bladzijden toch ook wat vrolijker kleuren hanteren. Wat goed en mooi is, moet ook beschreven worden! De Oekraïners zijn een volk met een rijke culturele traditie. Dat hun land zo’n troosteloze aanblik biedt, heeft vooral met armoede te maken, niet met smakeloosheid. Van een kleinigheidje maakt de Oekraïner iets moois. In de interieurs van de woningen die wij bezochten, zag ik overal kleurrijke, zelf in elkaar geknutselde objecten, die geen ander doel dienden dan het verblijden van de ogen die ernaar keken. Houtsnijden is een wijd verspreid kunstambacht. Op de markt in L’viv heb ik er prachtige stalen van gezien. Het is ook een geletterd volk dat zijn schrijvers en dichters hoogacht. Haast elk gezin, hoe arm ook, heeft wel zijn boekenplankje. Daarnaast houdt men heel veel van muziek. Er wordt graag en veel gezongen. Kinderen leren al op jonge leeftijd een muziekinstrument bespelen. Nog opvallend is de liefde voor het schaakspel. Op de buitenmarkt in Kalush zag ik kooplieden met elkaar een partijtje schaak spelen, wanneer de drukte even wat afnam. In L’viv is er een hele dreef die bij zonnig weer door schaakspelers wordt ingepalmd.

Ik kon tijdens mijn verblijf ook kennismaken met de Oekraïense keuken. De ingrediënten zijn vaak dezelfde: aardappelen, zure room, rode bieten, rijst, pasta, salade, ajuinen, eieren, witte kool, paddenstoelen, varkens- en kippenvlees. Maar men is vindingrijk in het samenstellen van variaties daarop, zodat de gerechten niet snel vervelen. Ze komen bovendien altijd lekker gekruid op tafel.

Niet alleen op economisch vlak, maar ook in de Oekraïense cultuur sijpelen de invloeden van het westen binnen, en dat niet altijd op de meest gelukkige wijze. Ja, ik zou zeggen, op de platste manier het eerst. Het muzikaal en visueel behang in winkels en restaurants getuigt daarvan. Is dit wat West-Europa en de Verenigde Staten te bieden hebben? Dan schaam ik me en voel me als Belg een schuldige indringer, die misbruik maakt van de hartelijke gastvrijheid van dit volk.

Om te eindigen

Tot slot van deze spoedcursus Oekraïne, nog enkele grappige weetjes. Wist je dat…

… een bruiloft in Oekraïne drie volle dagen duurt?

… er niet wordt gehuwd tijdens de vasten?

… je in Oekraïne nooit drinkt in onpare getallen? In België zeggen we: “Op één been kan je niet staan” en bestellen nog een tweede pint. In Oekraïne drink je één… nu ja, wodka… ofwel drie, of vijf, of… De eerste keer drink je op elkaars gezondheid, de tweede keer op elkaars geluk, de derde keer op de liefde. Die laatste toost breng je wel uit met de linkerhand, alsjeblieft, want anders komt je wens niet uit!

… je in Oekraïne nooit een kus of handdruk geeft onder een poort of deurpost? Ofwel groet je elkaar binnen, ofwel buiten. In de deur blijven staan brengt ongeluk.

… je in Oekraïne nooit wc-papier in de pot gooit? Je deponeert je bevuilde stukje papier in een bakje dat ernaast staat. Papier in de pot zorgt onherroepelijk voor verstoppingen.

Met deze wijze lessen besluit ik mijn verhaal en kijk ik uit naar een volgend bezoek, dat wellicht volgend jaar al zal plaatsvinden.

Etienne Eertmans
7 november 2016

vrijdag 4 november 2016

Niemand en niets vergeten - Over "Misschien Esther" van Katja Petrowskaja

Met “Misschien Esther” heeft Katja Petrowskaja een bedwelmend mooi boek geschreven. Het is haast niet te geloven dat dit pas het debuut is van deze intussen 46‑jarige vrouw van Oekraïense afkomst. Katja Petrowskaja werd in 1970 geboren in Kiev, maar woont sinds 1999 in Berlijn. Zij schreef haar boek dan ook in het Duits. “Vielleicht Esther” verscheen in 2014 en werd meteen bekroond met de belangrijkste debuutprijs in het Duitse taalgebied. Het boek werd al in twintig talen vertaald. Alle lovende woorden die intussen erover zijn uitgesproken en neergeschreven, zijn volkomen terecht.


In “Misschien Esther” begeeft Katja Petrowskaja zich letterlijk op weg om de wortels en vertakkingen van haar familiestamboom te ontwarren en bloot te leggen. Ze doet dat met behulp van overgeleverde verhalen, flarden van herinneringen en spaarzame documenten die ze opgraaft uit diverse archieven in Polen, Oekraïne en Oostenrijk. Ze bezoekt de plaatsen en steden waar haar voorouders geleefd en geleden hebben: haar geboortestad Kiev in Oekraïne; Kalisz, Oswieçim en Warschau in Polen; Wenen, Salzburg, Sankt Johann im Pongau, Mauthausen en Gunskirchen in Oostenrijk. Ze doorploegt het internet op zoek naar verwanten en ontdekt dat haar familie veel groter is dan gedacht. Vrienden en getuigen van vroeger melden zich eensklaps aan vanuit Israël, Engeland en de Verenigde Staten. Katja, die nooit Hebreeuws of Jiddisch heeft verstaan, ontdekt haar joodse wortels.

De titel van het boek is symptomatisch voor de betrouwbaarheid van de ontdekte verhalen en geschiedenissen. Heette de grootmoeder langs moederszijde van Katja’s vader nu Esther of niet? Papa Petrowskij weet het zelf niet meer, want er werd over zijn oma altijd gesproken als ‘baboesjka’, zonder dat zij ooit bij haar meisjesnaam werd genoemd. Zo zijn er talloze anekdotes die zweven tussen licht en schaduw. Stond er bijvoorbeeld wel of niet een emmer met een ficus op de laadvloer van de vrachtwagen die de familie van Katja’s vader in 1941 moest evacueren uit het door de nazi’s belaagde Kiev? Een belangrijke vraag, want aan die ficus heeft Katja haar bestaan te danken. Grootvader trok hem immers van de wagen af om plaats te maken voor zichzelf, zijn vrouw en hun twee zonen. Nu echter blijkt niemand zich die ficus nog te herinneren. Heeft hij dan wel bestaan? Of dankt Katja haar leven aan een fictie?

En zo gaat het maar door. Feiten spreken elkaar tegen of vragen om een verklaring die niemand kent. En toch wil de auteur alles weten, alles begrijpen. Het is “niemand vergeten en niets vergeten”, een dichtregel van Olga Bergholz die de naoorlogse bevolking van Oekraïne in het hart sloot. Katja wil de verbindingen binnen haar familie kennen en de leidmotieven begrijpen. Met een fanatieke wil graaft ze zich in de overgeleverde verhalen om aldus door te dringen tot de kern van alles wat de mens bezielt en voortdrijft. De tweede wereldoorlog blijkt daarbij een allesbepalende plaats in te nemen. “In juli 1941, toen mijn moeder haar geboortestad Kiev verliet, was ze nog geen zes jaar oud. Alles wat ze mij over haar kinderjaren vertelde, draaide om de oorlog. Ze had herinneringen aan het ervoor, maar in de oorlog had ze gevonden wat haar honger naar grote gevoelens, haar natuurlijke verlangen naar gerechtigheid stilde. Aan de oorlog mat ze alles af wat erna gebeurde.” (…) “Telkens weer vertelde ze me over de oorlog, hoewel er amper iets te vertellen viel, een paar verhalen slechts, maar met die primaire kleuren schilderde ze alle andere verhalen van haar leven.” (pagina 67).  De schrijfster zelf behoort tot “de kinderen van de jaren zeventig, die doordrenkt waren van de geest van die oorlog, de oorlog die voor ons de belangrijkste introductie in de wereldgeschiedenis is geweest, een oorlog die ons de leerschool der gevoelens heeft opgelegd, verlies en liefde, vriendschap en verraad, we putten uit de nooit opdrogende bron van die oorlog.” (pagina 191).

Zeer veel verwanten haalt Katja Petrowskaja uit een vergeten verleden terug, als wil ze deze doden het leven terugschenken. Zeven personen ontvangen daarbij meer dan gewone aandacht:
  • Haar grootmoeder Rosa, moeder van Katja’s mama, geboren in 1905 in Warschau (dat toen nog bij Rusland hoorde) en later directrice van een weeshuis voor doofstomme kinderen in de Oeral. Daarmee zette zij een lange familietraditie verder. Meerdere opeenvolgende generaties van de familietak langs moederszijde hebben zich toegelegd op het lesgeven aan doofstomme kinderen. Katja’s mama was de eerste die met die traditie brak.
  • Haar overgrootvader Ozjel Krzewin, die in Warschau een doofstommenschool leidde en in de jaren dertig van de vorige eeuw uitweek naar Kiev.
  • Haar overgrootmoeders Anna Levi en ‘Misschien’ Esther en haar groottante Ljolja, die allen om het leven werden gebracht tijdens de moordpartijen die een Duits Sonderkommando in september 1941 aanrichtte in Babi Yar bij Kiev.
  • Haar oudoom Judas Stern, broer van haar grootvader Semjon Stern (die later in het verzet de naam Petrowskij aannam). Judas Stern pleegde op 5 maart 1932 in Moskou een aanslag op een hoge Duitse functionaris en werd daarvoor een maand later tijdens een showproces berecht.
  • Haar grootvader Vasili, echtgenoot van Rosa, die na zijn vier jaren durende krijgsgevangenschap tijdens de oorlog van de radar verdween en pas 41 jaar later – in 1982 – terug in Kiev opdook.

Laat ik het na de inhoud van het boek nog even hebben over de verhaalstijl. Die is uiterst persoonlijk. We komen in dit boek minstens evenveel te weten over de auteur zelf als over haar familie. Onverbloemd biedt zij ons een inkijk in haar gedachten, gevoelens, twijfels, angsten en verlangens. Je maakt als het ware mee hoe haar teksten eerst in haar hart en vervolgens op papier geboren worden. Dat is een zeer ontroerend proces dat je als lezer erg aangrijpt, wanneer je er geduldig in meegaat. Al lezend kom je erachter dat de weg betekenisvoller kan zijn dan de aankomst, het woord waardevoller dan het resultaat, de vraag boeiender dan het antwoord. “Wie niet liegt kan niet vliegen”, zo waarschuwt de auteur ons al meteen bij het begin van haar boek.

Haar schrijfstijl is – ik zei het al – bedwelmend mooi. Menige passage las ik hardop voor mezelf om de schoonheid van de gekozen woorden nog beter te kunnen smaken. Geloof me, dit is grote literatuur. Lees bijvoorbeeld, bij wijze van steekproef, het hoofdstukje “De tuin” (pagina’s 195 tot 199). Of “Bij mijn grootvader” (pagina’s 205 tot 207). Of “Reis naar Mauthausen” (pagina’s 217 tot 222). Of… Nee, lees liever het hele boek! Ik beveel het iedereen die houdt van schone letteren en die zich geboeid weet door wat er in mensen omgaat, van harte aan.

“Misschien Esther”, vertaald door W. Hansen.
Uitgegeven bij De Bezige Bij, 240 pagina’s, 19,90 euro.

Etienne Eertmans
28 oktober 2016