maandag 31 oktober 2016

Sam en Wittekes laatste uren in Oekraïne

Zaterdag 29 oktober 2016, ergens in Horodok...



S.: Lekker, hé?
W.: Wat je zegt! Ik heb nog nooit zo genoten van een partijtje schaak!
S.: En ik heb nog nooit zo lekker vettig gegeten als in de afgelopen week… Borsjt! Pilmenje! Sjasliek! Salo! Verenniki! … En dan met die lekkere, plaatselijke zoete wijn erbij… helemaal de max is dat! … Hik… pardon!
W.: Let op snoeper, je paard is in gevaar! Hop, die toren van jou is alvast voor mij! Mmm… lekker glaasje is dat… Hik… o, pardon! Ik dacht toch dat ik er beter tegen kon…
S.: Laat mij dan toch die stukken leegdrinken die jij van mij afpakt! Ik kan er beter tegen dan jij!
W.: Dat zou je wel willen hé, jij beer! Maar zo gaan we het hier niet spelen hoor! Wat ik van jou heb veroverd, blijft van mij! … Hop, daar gaat je paard! Ik had je verwittigd!
S.: Damned… ik kan m’n gedachten er niet bij houden. Ik moet altijd maar aan ons Pagaddertje denken, die we in Kalush hebben achtergelaten… Hoe zou het met hem zijn? Zo alleen in een ver, vreemd land!
W.: Ja, hij is een dapper beestje… veel moediger dan wij!
S.: Wij zijn al blij dat we eens eventjes in Oekraïne mochten verblijven… Overmorgen zijn we terug in ons vertrouwde Lier. Maar hij blijft zo maar ineens drie maanden bij een jongetje dat hij nog nooit eerder in z’n leven had gezien…!
W.: Toch lijkt die Sasha me wel een geschikt vriendje voor hem! Die zal beslist goed voor Pagadder zorgen.
S.: O Witteke, het wordt me te machtig jongen! Ik mis hem zo! Toe, laat me even een paar pionnen van je afpakken… Ik heb het nodig om wat te kunnen drinken! Anders zit ik seffens alleen nog maar te huilen!
W.: Toe zeg, wat ben jij voor een softie? Moet ik je dan zomaar laten winnen soms? En daarbij, ik vind die gorilko in jouw stukken best wel lekker hoor! … Hopsa, daar heb ik hem, jouw tweede toren! Nazdrovjne! (1) … Hik!
S.: Man man, zoals jij die glaasjes achteroverslaat! Dat had ik waarachtig nooit van jou gedacht! Ik dacht altijd: ons Witteke, zo’n braaf en voorbeeldig ventje! Ik moet mijn mening over jou herzien…
W.: Nee, maar ik houd gewoon mijn gedachten bij het spel, da’s al! Jij zit de hele tijd maar aan andere zaken te denken! Maar kom, ik merk dat je het lastig hebt… Pak dit stuk maar van mij… En laat het je smaken!
S.: Maar Witteke, wat doe je nu toch? Je geeft zo maar je paard weg! Witteke, vriend van me, je hebt een hart van goud! Nazdrovjne! … Heb je nog iets om weg te geven?
W.: Nu jij eerst! Ik wil jouw koningin!! … Verdomd zeg, die gorilko smaakt me steeds beter! Nazdrovjne! … Hik! Oei, pardon!... Burps… pardon nogmaals! Shit zeg, waarom moet ik hier zo beleefd blijven? We zijn toch maar met z’n tweeën onder elkaar hier?
S.: Voor mij moet het niet, hoor! Trouwens… Hik! … Eh… Burps! … o wee, ik voel me wat draaierig worden opeens…
W.: Hier, neem mijn koning, prozje! (2) Daar zal je van opknappen!
S.: Duzje dobre! (3) … Neem jij dan ook mijn koning, doe me dat genoegen! Dienst, wederdienst! Buuurps!
W.: Dzjakoeje! (4) En smatsjno! (5) … Burps! … Hik! … Oei, nu tolt mijn hoofd opeens toch zo! Wie is er verdomd toch de hele tijd het licht hier in de kamer aan en uit aan het doen? … Ik krijg er schele hoofdpijn van! …

… (Boem!!) …

S.: Oei, Witteke! Witteke!! Mijn hemel, hij is zo maar omver getuimeld, als een echte Oekraïener! … Hij heeft zichzelf overschat, natuurlijk!… Tiens, zou die gorilko dan echt zo lekker zijn, die hij de hele tijd zat te drinken? Hij kreeg er maar niet genoeg van!… Toch ook eens even proberen… Mmm, veel beter dan die zoete wijn! Volgende keer speel ik met rood! Komaan… nog eentje… Prozje, Sammieboy! Nazdrovjne!... En dopobatsje!


… (BOEM!!) …



Verklarende woordenlijst

Nazdrovjne: gezondheid
Prozje: alstublieft
Duzje dobre: zeer goed
Dzjakoeje: dank u
Smatsjno: smakelijk
Dopobatjse: tot ziens

zondag 16 oktober 2016

Sam en Witteke spelen schaak

Zondagmiddag 16 oktober, ergens in Lier...

W.: Lekker, hé?
S.: Ja, die nootjes smaken me heerlijk! En zo’n glaasje fruitwijn erbij, dat maakt het helemaal af.
W.: Ik bedoelde niet de nootjes, dikbuik. Ik bedoelde, lekker schaak spelen.
S.: Eh… oh ja. Natuurlijk.
P.: Hij heeft meer aandacht voor het eten dan voor het spel.
W.: Altijd toch? Maar mij niet gelaten, hoor. Des te sneller win ik het spel.
S.: Ho maar, zo snel krijg je mij d’er niet onder, rakker!
W.: Zo, bedenk dan maar gauw iets! Je paard is in gevaar!
S.: Wacht effie, eerst het boek raadplegen.
W.: Nee, niet doen Sam! Wij gingen juist oefenen! Dus eerst zelf proberen, en dan pas kijken naar de oplossing!
S.: Maar dit is zo’n moeilijke! Ik weet helemaal niet hoe ik verder moet! Pagadderke, kijk jij eens vlug in het boek, wil je? Stelling 143.
P.: Niks van! Witteke heeft gelijk: je moet het eerst zelf proberen.
S.: Ik hoor het al, aan jou hoef ik ook niets te vragen. Ik voel me helemaal aan mezelf overgeleverd!
W.: Komaan zeg! Dit is niet het wereldkampioenschap schaken! Zet gewoon iets, maak het niet zo ingewikkeld, oké?
S.: Zo, bijvoorbeeld?
W.: Ja, hebbes! Je staat mat!
S.: Kak!! Ik wist dat het zo zou aflopen!
P.: Kop op, Sam. De verliezer krijgt altijd een dubbele portie nootjes.
S.: Pagadderke, ventje, jij bent m’n vriend! My best friend forever! – Overigens, wat is dat voor boekje dat je daar bij je hebt staan? Met die coole beer op de cover?
P.: Dat? Dat is een dierenverhaal van Michel Sardou.
S.: Lees voor! Lees voor!
P.: “… c’est à partir de ce jour que mon père et moi avons eu de longues discussions. A l’heure où j’écris, ça fait trente ans…”
S.: Stop, stop! Ik begrijp er geen ene moer van!
P.: Dat komt omdat je geen Frans kent.
S.: Maar hoe zou ikke Frans kennen? Ik ben maar tot mijn tien jaar naar school geweest!
P.: Je kan er nog altijd aan beginnen. Je bent er nog niet te oud voor!
S.: Ben je mal? Ik heb daar geen kop voor. Ik heb alleen verstand van eten en drinken en toffe muziek.
W.: Vrienden, ik heb een idee! Laten we een plaatje van Stromae opzetten! Dat is Frans én lekkere dansmuziek inéén!
S. en P.: Tof! Doen we!!


“Formidables… Nous étions formidables…!”


vrijdag 14 oktober 2016

Hoe het verder ging, die avond

Dinsdagnacht, 11 oktober... in Lier...



- Hé jullie tweeën! Wat waren jullie aan het doen? Jullie hebben mij wakker gemaakt!
- Eh… wij…? We waren nog wat aan het zingen… Zo maar, met z’n tweeën! Gezellig, toch!
- Zo maar? Ja, ja! Ik zag wel hoe jullie vlug iets wegstopten! Iets groots, iets wits. Leg eens uit! … Trouwens, Witteke, wat voor ding heb jij daar op je kop? Zijn dat oorwarmers? Die heb je hier in huis toch niet nodig?
- Kalm aan, Pagadderke! We zullen het uitleggen!
- Laat horen!
- In feite waren we niet zomaar wat aan ’t zingen… We zongen mee met muziek van een plaat! Van de Kids, weetjewel… Super man!
- Wow, de Kids! - “Bloody Belgium”, “Fascist cops”, “There will be no next time”… Vertel mij wat! Ik ken ze allemaal!
- Och, zo jong nog en al zo verdorven…
- Maar nu wil ik wel alles weten! Hoe kwamen jullie aan die plaat?
- Och, zo maar… Eventjes meegepikt na een concertje…
- Wat, concertje? Hoe, concertje? Vertel me niet dat jullie naar een concert zijn geweest, terwijl ik van niks wist!
- Ikke niet, nee – maar HIJ (wijst naar Sam) is deze eigenste avond naar een optreden geweest, in Edegem! Terwijl ik van niets wist, nota bene! Ik heb zin hem te vermoorden!
- gvd… Sam! Sam man!! Wat flikte je ons daar?!!
- How how, kleine Pagadder! Ik heb die plaat voor ons alle drie gekocht! En daarbij, onze ouwe mocht er niks van weten! Ik ben er gewoon van onder gemuisd, zonder iets te zeggen. Had anders toch nooit gemogen!
- Ja, ik snap het. Oké oké, voor één keer. Maar weet dat dit voor mij zéér gevoelig ligt, hoor je wel?
- Ik heb het gevat. Laten we er nu geen ruzie over maken. Weet je wat? We feesten nog effe door hier! Niet te luid, om onze ouwe niet uit zijn bed te jakkeren.
- Ach, altijd die ouwe… Zodra ik achttien ben, ga ik alleen wonen!
- Ja maar, zo ver ben je nog niet! Je bent nog maar vijf!
- (Pagadderke, geprikkeld) Hou je kop, jij! Zes volgende week!
- Oké, zes dan. Weet je wat? Haal jij eens wat muziek uit jouw collectie!
- Ik ben al weg!!
(Even later)
- Kleine grote Pagadder! Waarmee verras je ons nu!! We wisten niet dat jij zoveel goede smaak had!

- Reken maar! Welke zullen we eerst opzetten?


dinsdag 11 oktober 2016

Sam en Witteke luisteren naar muziek

Dinsdagavond 11 oktober, ergens in Lier...



- Waauw Sam, wat heb jij daar? En vanwaar komt het? Dat ziet er leuk uit!
- Net meegebracht vanuit Edegem. Ik ben daar in Hangar 27 naar een optreden van de Kids gaan luisteren.
- Dus het heeft met muziek te maken!
- Ja, op die plaat staat de muziek die de Kids in die zaal hebben gespeeld. Keicool was dat zeg! Allemaal muziek om heel hard op te dansen!
- Jij dansen? Ik zou het willen gezien hebben! Jij krijgt je ene poot amper voor de andere gezet!
- ’t Zal wel gaan zeker? Je hoeft bij die muziek helemaal niet mooi te bewegen. Gewoon heel hoog op en neer wippen is ook al goed. Niemand die daar van opkijkt – ze doen het allemaal zo. En dan met je hoofd schudden en zo.
- Maar, hoe moet dat dan? Moet ik mijn oor op die plaat leggen? Hoe kan je de muziek horen die daarop staat?
- Ben je mal, jij weet echt van niks, dat hoor ik zo! Heb je wel ooit een plaat in je handen gehad? Duidelijk niet! Maar kom, ik leg het je uit. Eerst en vooral heb je oorbeschermers nodig.
- Zoiets op mijn oren? Maar dan hoor ik helemaal niets meer! Je bent me in de maling aan het nemen!
- Niks van, ik neem je niet in de maling. Je hebt dat ding echt nodig op je oren. De muziek gaat namelijk loeihard! Het is wat ze noemen punk-muziek, dat wordt heel snel en heel hard gespeeld.
- Oké dan, daar gaat-ie. Is het goed zo?
- Ja, prima! … Eh, hoor je me nog? Witteke, Witteke!
- Ja gast, je hoeft niet zo te roepen! Straks ben ik echt doof!
- Oké, en nu komt het! We leggen allebei heel voorzichtig onze poot op het uiteinde van de plaat: jij je rechterpoot, ik mijn linkerpoot… En, hoor je iets?
- Wow, dit is fantastisch! Echt de max! Ik heb nog nooit zoiets strafs gehoord!!
- Je had erbij moeten zijn Witteke, daar ginds in Edegem! De hele zaal ging door het dak!
- Had me dan ten minste gewaarschuwd, je bent gewoon stiekem vertrokken zonder iets te zeggen. We hebben ons de hele avond afgevraagd waar je was!
- Ja salut, denk je dat ik de deur uit had gemogen als ik dat gevraagd had? Je kent onze pa toch!
- Etienne? Die is zo bekrompen en oubollig als wat! Wat valt er met zo’n verkalkte opa te beginnen? Gewoon negeren, zeg ik, gewoon je eigen gang gaan.
- Wel, wat je zegt! Dat is dan ook wat ik gedaan heb. Gewoon op m’n fiets gesprongen en weg was Sam! Ik heb vanavond lol gehad voor tien!
- Sst, luister eens… Dat liedje kennen we toch? Hé Sam, dat kennen we toch!! Komaan, we zingen het mee:

“When the kids are united, they will never be divided!! – When the kids are united, they will never be divided!!!”

- … Eh, Sam… ik denk dat we een probleem hebben… We hebben ons Pagadderke wakker gemaakt met ons geschreeuw…
- Damned, vlug weg met die plaat… Seffens komt ook pa nog binnen, dan beleef je wat! Hij pakt ons meteen alles af!

- Om er dan zelf naar te beginnen luisteren zeker? Zal ik je eens wat vertellen? Hij is zelf verliefd op de Kids! Echt waar, geloof me! Stapelzot is hij ervan!!


maandag 10 oktober 2016

Sam, Witteke en Pagadder hebben het goed samen

Zondagmiddag 9 oktober 2016, ergens in Lier...

- Sam, luister eens… vanwaar heb jij die pet?
- Waarom, vind je ze mooi?
- Bwa.. niet zo! Ze lijkt me te groot voor jouw dikke kop
- Wat? Ben je jaloers soms, is dat het?
- Pff.. zie ik er jaloers uit dan? Ik vind ze gewoon niet mooi! En daarbij, wat willen die stomme letters zeggen die erop staan?
- Wat? Heb jij nog nooit van New York gehoord dan?
- Nuw Jork, nuw jork… spreek eens wat duidelijker alsjeblieft! Ik versta niks van je gebrabbel.
- Jongen toch, jij moet echt terug naar school gaan hoor! “New York”, dat is die grote wereldstad aan de andere kant van de oceaan. De “big appel”, weet je wel? Heel België verdwijnt er met gemak in. Ik kick op die stad. Ik hoop echt dat ik er ooit nog eens naar toe kan reizen!
- En daarom draag je nu alvast een pet met die naam erop! Trouwens, zeg mij eens: hoe kom je aan die pet??
- Sst..! Hou het stil! Ik heb hem even gejat van Thomas! Hij heeft er nog niets van gemerkt!
- Zo, dat dacht ik al! Eh… mag ik hem ook eens even dragen?
- Nu hoor ik je komen! Je vond hem toch niet mooi, zei je daarstraks?
- Nou ja, een beetje toch wel, eigenlijk… Mag ik hem nu even?
- Niks van… Vraag hem zelf maar aan Thomas!
- Als je hem nu niet geeft, zeg ik tegen Thomas dat jij ‘em van hem gepikt hebt!
- Kalm aan zeg, zoek je soms ruzie met mij? Wil je eens kennis maken met mijn sterke linker?
- Help, ik vind het niet meer leuk! Jij altijd met je getreiter! Pagadder is veel liever dan jij…
- Loop naar de bliksem, jij! Heb ik ooit jouw mening gevraagd over mijn pet?

Op dat ogenblik komt Thomas de kamer binnengelopen. Hij ziet dat Sam zijn pet over zijn dikke kop heeft getrokken en vliegt naar hem uit:

- Sam, niet weer eens! Vorige zondag zat je ook al op mijn tablet te spelen! Geef onmiddellijk terug die pet!
- Toe zeg, het was maar om te lachen! Eventjes maar..!
- Dat zeg je altijd! Wat een kleffe speelgenoot ben jij toch!
- Je krijgt hem zo terug. Eerst wil ik een foto met mij d’erop! Met de pet!
- Oké, maar dan allemaal samen, met z’n drieën: jij, Witteke en Pagadder! Goed zo?
- Goed! Is dit oké? Zo, dicht bij elkaar?

- Ja, als dikke vrienden! Zo weet niemand die de foto ziet wat voor een ruziemakers jullie eigenlijk zijn!


zondag 9 oktober 2016

Het beste en het slechtste - Over "Joden op drift" van Joseph Roth

Joseph Roth werd in 1894 als jood geboren in Brody, een stadje op enkele kilometers van de Russische grens, in het huidige Oekraïne. Hij schreef “Juden auf Wanderschaft”, zopas voor het eerst in een Nederlandse vertaling verschenen als “Joden op drift”, in 1927.

Het gaat om een eenvoudig essay waarin Joseph Roth op een beperkt aantal pagina’s glashelder de situatie beschrijft van de toenmalige joodse bevolking van Polen, Galicië, de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije, Roemenië en Rusland (even later de Sovjet‑Unie). Daarnaast gaat hij in op het onthaal dat dié joodse mensen te beurt viel, die onder de onhoudbare druk van armoede, pesterijen en moordpartijen naar het westen trokken, op zoek naar een beter bestaan in Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk of – waarom niet? – Amerika. Zij kregen helaas het deksel hard op de neus en mochten zich terecht afvragen of zij door hun migratie naar het westen niet van de regen in de drop terecht waren gekomen.

De lectuur van dit bijna negentig jaar oude geschrift heeft een verpletterende indruk op mij gemaakt. Ik kan niet anders dan besluiten: er is werkelijk niets nieuws onder de zon. Ik ben geboren in het jaar van de Wereldtentoonstelling in Brussel, maar heb ik veel gemist? – Ik denk het niet. “Wie de geschiedenis niet kent, is gedoemd ze te herhalen”, aldus de Spaans-Amerikaanse schrijver en filosoof George Santayana in 1905. Wat mijn dagblad elke ochtend opnieuw aantoont.

En wat toont Joseph Roth dan zo glashelder aan? Dat het gros van de mensen, van welk continent of land of tijdperk ook, zich laat overheersen door eigen angst, zelfzucht en bekrompenheid. En als de meerderheid van de mensen zich inwendig door dat soort boze geesten laat knechten, ontstaat er een maatschappelijke ‘grondstroom’ of ‘onderstroom’ die zich politiek vertaalt in reactionaire wetten en gedragsregels en een amechtig nationalisme. ‘Niet‑inmenging’ luidt dan het ordewoord, en ‘Iedereen moet zijn eigen straatje schoonhouden’. Immers, “ben ik de hoeder van mijn broeder?”, zo vroeg Kaïn zich in het oud-bijbelse verhaal van de eerste broedermoord al af. En ontelbaren zeggen het hem sindsdien na, wijzelf incluis.

Joseph Roth brengt zowel het beste als het slechtste in de mens aan het licht. En de West‑Europese ‘cultuur’, of wat daarvoor moet doorgaan, krijgt er daarbij striemend van langs. De ‘Europese gedachte’, die wordt geacht nationale conflicten te overstijgen en te berusten op persoonlijke vrijheid, menselijkheid en pacifisme, is niet meer dan een hersenschim zonder handen en voeten. Want wie in de eerste decennia van de vorige eeuw als verarmde en vervolgde oosterse jood westwaarts trok, leerde een heel ander Europa kennen: angstig, ongastvrij en bikkelhard. De voorbeelden waarmee Joseph Roth dat illustreert, komen hard binnen, omdat ze perfecte doordrukken lijken van wat momenteel in ons eigen land, ons eigen Europa dagelijks, en in toenemende mate, gebeurt. Je hoeft het woord ‘jood’ slechts te vervangen door ‘Afghaan’, ‘Syriër’ of ‘Senegalees’ en je hebt de perfecte beschrijving van de manier waarop anno 2016 Fort Europa omgaat met de have‑nots die wanhopig en berooid aan onze deuren komen kloppen. “Ze komen op onze kap leven!” – “Ze zijn te lui om te werken!” – “Het is hun eigen schuld!”. Zo klonk het negentig jaar geleden al toen de Oost-Europese joden tevergeefs hoopten in het christelijk-humanistische westen met meer menselijkheid bejegend te worden dan hun in het Oosten te beurt viel. En zo klinkt het vandaag nog steeds uit de mond van de meerderheid van de West-Europese bevolking.

Waar komt dan wel het ‘beste’ in de mens tot uiting? Zeker niet bij joodse mensen zonder meer. Joodse gemeenschappen zijn krabbenmanden, niet erger of minder erg dan welke andere gemeenschappen ook. Met veel nuances laat Joseph Roth bovendien zien hoe het ‘jodendom’ in feite een lappendeken is van ontelbare, uiteenlopende meningen en strekkingen. Nogal wat joden maken zich los van hun religieuze wortels en doen hun best om zich te assimileren. Zij passen zich aan aan de hun omringende taal en cultuur. (Hoe graag zouden vandaag de politieke bewindvoerders de massaal binnenstromende oosterlingen dat zien doen!). Maar het zet geen zoden aan de dijk. Een jood blijft een jood. Als er klappen moeten uitgedeeld worden, is hij de eerste die ze in ontvangst neemt. Slechts één mensensoort is nog slechter af dan hij: de neger. De jood zelf is ten minste nog een blanke! Dat kan de zwarte medemens helaas niet zeggen, daar hoeft geen verdere uitleg bij.

Maar hoe reageren de besten onder de Oost-Europese joden op die eeuwige achterstelling? Nogal gelaten, zo blijkt. Een eigen natie of staat is niet bepaald waar zij van wakker liggen. ‘Zionisme’ is hun vreemd. Zij trekken zich niets aan van een ‘nationaliteit’, wat in hun ogen een westers concept is, uitgevonden door West-Europese geleerden die een bepaalde verklaring nodig hadden. Het tijdperk van de ‘vaderlandse geschiedenis’ en de ‘nationale leer’ hebben zij al achter zich gelaten. Al vierduizend jaar zijn zij ‘alleen maar joden, niets anders dan joden’. “Ze hebben een oud levenslot, de ervaring zit hun als het ware in het bloed. Ze leiden een intellectueel bestaan. Ze maken deel uit van een volk dat al tweeduizend jaar niet één analfabeet meer heeft gekend, een volk dat meer tijdschriften leest dan kranten, waarschijnlijk het enige ter wereld dat tijdschriften in veel hogere oplages laat verschijnen dan kranten.” (…) “Men kan zich de vraag stellen wat Oost-Europese joden eigenlijk precies verstaan onder wetenschap, religie of nationaliteit. Wetenschap is voor hen ook duidelijk religie, en religie is – nationaliteit. Hun geleerden vormen hun geestelijkheid, hun gebed is een uiting van nationaliteit.”

Zo stonden de zaken er voor, in 1927. (En vandaag dus ook). Is er dan geen uitweg? Daarin is Joseph Roth nogal pessimistisch. In een nieuw nawoord bij “Juden auf Wanderschaft”, geschreven in 1937, dus elf jaar voor de oprichting van de staat Israël, bekende hij: “Zionisme is maar een gedeeltelijke oplossing voor het probleem van de joden”. En ook: “Tot volledige gelijkberechtiging en waardigheid die nodig zijn om vrij te leven, kunnen joden pas komen als hun ‘gastheervolkeren’ zelf vrije mensen zijn geworden, met een waardigheid die hun toestaat begrip te hebben voor menselijk leed. Het is – zonder een wonder van God – echter nauwelijks aan te nemen dat de ‘gastheervolkeren’ de weg naar deze vrijheid en deze waardigheid zullen inslaan.”

Maar, laat ons niet te vlug capituleren! Misschien biedt de ontmoeting tussen religies een oplossing? We luisteren even niet naar de schreeuwers die vandaag wat gemakzuchtig in volhardende geloofstrouw de grootste van alle kwalen menen te zien. Wel naar het getuigenis van een arme, oude, wijze jood die Joseph Roth ooit ontmoette. Hij was thoraschrijver van beroep en een tegenstander van de zionisten. “Ik heb er niets op tegen dat mijn kleinkinderen naar [het joden vijandig gezinde] Spanje gaan”, zo sprak hij. “Het is daar niet altijd slecht geweest voor de joden. Er woonden diepgelovige mensen in Spanje, en waar diepgelovige christenen zijn, kunnen ook joden leven. Want de godsvrucht is nog altijd veiliger dan de zogenaamde moderne humaniteit.” Joseph Roth voegt daar echter ontnuchterend aan toe: “Hij wist niet, de oude jood, dat humaniteit niet langer modern is. Hij was dan ook slechts een arme thoraschrijver.”

Joseph Roth schreef zijn essay voor “lezers die respect hebben voor leed, voor menselijke waardigheid en voor de vuilheid die de ellende overal begeleidt. Westerlingen die niet prat gaan op hun schone matrassen, die aanvoelen dat ze van de mensen uit het Oosten veel te ontvangen hebben.” Behoren wij daartoe?

“Joden op drift”, vertaald door Els Snick, met een voorwoord van Geert Mak.
Uitgegeven bij Bas Lubberhuizen, 141 pagina’s, 15 euro.

Etienne Eertmans

9 oktober 2016