dinsdag 3 mei 2016

Wat een domkop, zeg!

De liturgische kalender bepaalt dat op 3 mei in alle katholieke kerken ter wereld tijdens de eucharistie de volgende verzen uit het Johannes-evangelie worden voorgelezen:

“Jezus sprak: ‘Alleen door mij heeft men toegang tot de vader. Als je mij hebt leren kennen, dan zal je ook mijn vader kennen. Ja, je kent hem nu al, je hebt hem al gezien!’

Waarop Filippus zei: ‘Laat ons toch de vader zien, Heer; meer verlangen wij niet!’

En Jezus weer: ‘Filippus toch! Ik ben nu al zo lang bij jullie en je hebt me nog niet leren kennen? Wie mij heeft gezien, heeft ook de vader gezien. Hoe kun je dan nog vragen: “Laat ons de vader zien?” Geloof je dan niet dat ik in de vader ben en de vader in mij? Wat ik jullie zeg, zeg ik niet eigenmachtig; dat is het werk van de vader, die in mij blijft. Geloof me dan toch: ik ben in de vader en de vader is in mij. Of geloof het anders op grond van mijn werken! Werkelijk, ik zweer jullie: wie in mij gelooft, zal de werken die ik verricht, ook zelf verrichten. Ja, zelfs nog grotere zal hij verrichten, want ik ga naar de vader; en wat jullie mij ook zullen vragen in mijn naam, ik zal het doen, zodat de vader verheerlijkt zal worden in zijn zoon. Wat je mij zult vragen in mijn naam, dat zal ik doen.”

Een heerlijke belofte is dat! Maar toch wil ik het in dit stukje over iets anders hebben. De keuze van de samenstellers van de liturgische kalender voor net deze tekst heeft namelijk niet in de eerste plaats te maken met de belofte dat Jezus ons alles zal geven wat wij hem in zijn naam zullen vragen. Wel daarentegen met het feit dat Filippus aan Jezus te kennen geeft dat hij van het ganse verhaal geen iota snapt. En op 3 mei viert de kerk het feest van de heilige apostelen Filippus en Jakobus. Snap je het nu? …

Nu herinner ik mij van mijn good old schooldays in het college in Lanaken dat pater Theofiel Jansen altijd graag en gretig de draak stak met de apostel Filippus, zeggend: “Bij uitstek de domste van alle schapen in Jezus’ kudde, die Filippus! Drie jaar lang al had Jezus zich uitgesloofd om aan zijn leerlingen duidelijk te maken hoe het precies zat met die verhouding tussen hem en zijn vader. (Waar de ‘Joden’ overigens niks van vatten; die vonden dat Jezus enkel godslasterlijke praat verkocht). En nu vraagt Filippus hem toch wel, uitgerekend in de laatste uren van Jezus’ aardse samenzijn met zijn vrienden: ‘Laat ons nu toch eens die vader zien waar u het altijd over hebt! Meer vragen wij immers niet!’  Nu breekt mijn klomp! Hoe dom kan iemand eigenlijk zijn?”, zo foeterde pater Jansen verder.

Bij het horen van Filippus’ vraag moet Jezus waarschijnlijk wel de wanhoop nabij geweest zijn. Je hoort zijn ergernis en ongeduld meeklinken als hij Filippus toevoegt: “Man toch! Zo lang al ben ik bij jullie, en heb je me nu nog niet leren kennen? Wie mij gezien heeft, heeft ook de vader gezien! Hoe kun je dan nog vragen: ‘Laat ons alstublieft de vader zien?’”.

Neem me niet kwalijk, maar ik ben geneigd om in dit geval Jezus te pakken op zijn eigen woorden en hem te zeggen: “Jezus, zo lang al bent u bij uw vader, en nog hebt u uw vader niet leren kennen?”

Het zit namelijk zo. ‘GOD’, Schepper van alle mensen, heeft deze niet allemaal gelijk geschapen. Er zijn meisjes enerzijds en jongens anderzijds. Er zijn roodhuidigen, geelhuidigen, zwarthuidigen en blankhuidigen. Er zijn mensen met bruine ogen, met zwarte ogen, met blauwe ogen en met groene ogen. En er zijn mensen met autisme en mensen zonder autisme. En als je geboren bent met autisme, dan heb je veel kans dat je geneigd bent om de woorden die mensen tot je spreken, letterlijk te verstaan en bovendien in de regel voor waar aan te nemen.

Ik weet niet welke van die twee hebbelijkheden meer in hun nadeel speelt. Want als je altijd alles letterlijk verstaat, dan hebben mensen de neiging je voor dom te verslijten, traag van begrip, naïef, onnozel, schaapachtig en meer van dat fraais. Ze zullen ook niet nalaten om daar ten gepasten tijde hun voordeel mee te doen door je in de maling te nemen en zo gemakkelijk te scoren bij de vrienden, collega’s, clubgenoten of weet ik veel wat. En je leraars, om nog te zwijgen van je eigen kinderen thuis, begrijpen maar niet dat het steeds opnieuw zoveel tijd kost om iets aan jou uitgelegd te krijgen – iedereen snapt dit toch, waarom jij dan niet?

Maar neem je alles voor waar aan, dan ben je mogelijk nog slechter af. Want dan denk je bijvoorbeeld, als iemand je ten afscheid zegt: “We spreken nog eens af, hé!”, of “We houden contact!”, of “Ik bel je nog, beloofd!”: wat fijn zeg! Zou hij of zij morgen al bellen met een voorstel? Als die persoon dan na een week niets van zich heeft laten horen, dan denk je misschien: ‘Ach ja, ik mag zo ongeduldig ook niet zijn, wie weet hoe druk mijn vriend het wel niet heeft!’ Maar als die persoon na een maand, of twee maanden, nog steeds niets van zich liet horen, dan begin je misschien stilaan te snappen dat mensen zo’n dingen bij een afscheid wel vaker zeggen. Niet om je daarmee te kwetsen, hoor! Maar het hoort nu eenmaal zo dat je zo’n woorden uitspreekt, dat klinkt goed, dat zijn om zo te zeggen regels van beleefdheid, zo gaan mensen van de wereld nu eenmaal om met elkaar. Meer moet je daar echt niet achter zoeken! Maar jij denkt dan bij jezelf: ‘Zei Jezus in het evangelie niet: “Uw ja zij een ja, en uw nee een nee?” – Moet daar dan altijd een papiertje bij waarop dat ook met zoveel woorden neergeschreven staat?’


Wat Jezus betreft, zijn liefste leerling schreef ergens over hem: “Niemand hoefde hem over de mens iets te leren, want hij wist zelf goed genoeg wat men aan een mens had” (Johannes 2,25). Als dat zo was, Jezus, dan vind ik dat u Filippus zo niet de mantel had mogen uitvegen waar al zijn vrienden bij zaten. Dan had u toch geweten dat Filippus nu eenmaal met dat autisme-gen geboren was, en dat hij er verder niks aan kon doen dat de andere leerlingen altijd rapper waren dan hij om te begrijpen waar de klepel hing als u het klokje luidde. “Jezus vertelde alles in beeldspraak aan de mensen en zonder beeld vertelde hij hun niets”, zo schreef de evangelist Matteüs over u (Matteüs 13,34). Kunt u begrijpen hoe moeilijk dat voor sommige van uw leerlingen was – altijd alles in beeldtaal? 

Etienne Eertmans
3 mei 2016

Geen opmerkingen:

Een reactie posten