Baziel en zijn
maat Fré waren het grondig beu! Al zeventien jaar zaten zij opgesloten in deze
rotgevangenis! En waarom? Voor een futiliteit, als je het goed nagaat!
Een fietsje pikken, wie doet dat nu nooit eens? Het gebeurt in elke stad, op
elk uur van de dag! Wisten zij veel dat die mooie roze fiets, die zij na veel
vijven en zessen eruit gekozen hadden, net de fiets van kroonprins Filip was?!
Maar ja,
sommige sukkels zijn voor het ongeluk geboren, zo zie je maar. Kan je nagaan
hoe onze vrienden daar zaten te balen, met al zeventien jaar op de teller! En
nog dertien te gaan, bovendien! Want iets afpakken van de toekomstige koning,
daar lachte de rechter niet graag mee!
Maar nu kwam
het hen dus regelrecht de strot uit, en Baziel en Fré besloten de handen uit de
mouwen te steken. Niet langer zeuren, maar handelen! Zij gingen zeer zorgvuldig
en oordeelkundig te werk. Want uit een gevangenis ontsnappen, dat doe je geen
drie keer achter elkaar! Het moet van de eerste keer raak zijn, en goed ook!
Zo gezegd, zo
gedaan. Zij begonnen met heel goed uit hun doppen te kijken. Wanneer nam die
slome bewaker van hen, die oelewapper, zijn middagpauze? Wanneer stond hij op
om zijn boterhammen met plattekaas te gaan oppeuzelen? Wanneer ging hij naar de
wc om zijn blaas leeg te maken? Wanneer was het tijd voor hem om een sigaretje
te rollen? Allemaal vragen die er toe deden! En voor Baziel en Fré kwam het
eropaan om goed hun moment te kiezen, daar hing alles van af!
Na vijf dagen
van intense observatie kwamen zij tot de conclusie dat meneertje bewaker elke
dag om stipt één uur zich terugtrok om op de wc-pot te gaan zitten, met een
sigaretje en met de krant van de vorige dag erbij. Nee, niet om daarmee zijn smerige
poep af te vegen! Of misschien wel, ja, maar niet voordat hij haar gelezen had
van de eerste tot de laatste bladzijde. En dat kon makkelijk twintig minuten
duren! En dan mochten er nog niet teveel spannende verhalen in staan! En – stel je voor – al die tijd lag zijn
sleutelbos zomaar onbeheerd op zijn bureau te liggen! Zo zie je maar, overal
heb je slimme en minder slimme mensen, ook in een gevangenis.
Baziel en Fré
moesten er niet te lang over nadenken: dit was het uitgelezen moment om hun
oppas eventjes een sleutelset lichter te maken, en daar iets zinnigers mee te
doen dan altijd maar weer celdeuren open en dicht te maken. Want aan die
sleutelbos hing ook een sleutel, tja, als je goed keek kon je niet anders dan
vaststellen dat die toch wel een flink stuk groter was dan de andere sleutels. Het
kon haast niet anders of dat moest de sleutel van de grote poort zijn, die
toegang verschafte tot de gevangenis!
Zo werd het
voor onze twee helden natuurlijk een makkie. Want één uur ’s middags, dat
was net de tijd waarin alle gevangenen een heel uur lang gelucht werden en op
de binnenkoer met elkaar een praatje konden slaan, of eens flink met elkaar
konden bekvechten, uit pure verveling en om te zien of ze het nog konden.
En terwijl
hun bewaker dus op het kleinste kamertje lustig zat te kakken dat het een aard
had, bedachten Baziel en Fré zich geen moment en gristen de sleutelbos weg van
de bureautafel. Om eerlijk te zijn deed Fré het zelf bijna in zijn broek van
opwinding. En dat had Baziel direct in de smiezen, want hij zei tegen zijn
maat: “Jij bent veel te zenuwachtig, jij! Dim nu maar eventjes, terwijl ik
het voortouw neem. We krijgen zo’n kans immers nooit meer, besef je dát wel!
Kalm blijven nu is de boodschap; zoals de jager zich stil houdt vlak voor hij
aanlegt om zijn prooi af te knallen. Dus wat wil ik daarmee nu zeggen? Kijk, ik
loop alvast vooruit, richting toegangspoort, en zodra de kust veilig is open ik
die poort naar de hemel! Alles wat jij moet doen, is je stil houden en mij
volgen vanop minstens zo’n tien meter afstand. En zodra je ziet dat ik die
rotpoort open heb, rennen we er samen door en zwaai dan maar dag met het
handje! Bonne chance et à plus jamais, zoals de Fransen dat
zeggen!”
« Maar Baziel,
wat ben jij toch geniaal ! Dat heb ik altijd al van je gevonden! Zo’n
kameraad moet je nou hebben, daar kun je de zeven wereldzeeën mee bevaren! Ik
doe alles wat je me vraagt! Zeg het, en ik voer het uit!” – “Al goed,”
antwoordde Baziel, toch wel een beetje blozend van zoveel lofbetuigingen, “volg
me nu maar gewoon!”
En daar
gingen ze, onze twee musketiers forever. Zeventien jaar doffe ellende, en nu de
vrijheid tegemoet!
Hier moet ik
echter mijn verhaal even onderbreken. Want voor de goede orde, en om de volgzame
lezer toe te laten het verdere verloop van deze historie goed te verstaan, moet
ik de volgende dienstmededeling tussenvoegen. Elke dag, om kwart over één stipt
– en daar keek de gevangenisdirecteur streng op toe – bood de groenteboer zich
bij de toegangspoort aan om er zijn dagelijkse portie groenten af te leveren.
Want gevangen of niet, ook de mensen in het huis van bewaring moeten allemaal
eten, en zij krijgen net als u en ik salade, tomaten, komkommers en radijsjes
op hun bord. Dat moet, om gezond te blijven.
Dus ook vandaag
komt de boer zich stipt om kwart over één aanmelden, en de poort wordt geopend,
zodat hij met zijn vrachtautootje achterwaarts kan binnenrijden. Net op dat
moment komt Baziel me daar op zijn kousenvoeten aansluipen. En hij ziet wat u
en ik al lang hebben gezien: daar staat die toegangspoort toch wel open, zeker,
zo wijd als het gat van een olifant!
Dat is allesbehalve
waar Baziel op gerekend heeft! Een geopende poort??? En zijn sleutelbos dan?? Wat
moet hij daar nu mee??? Baziel raakte er helemaal van overstuur! Heel zijn
mooie plan, zo zorgvuldig uitgedacht, viel in duigen! Hij liet zijn hersenen
razendsnel werken, ze kraakten ervan. Hij moest onmiddellijk handelen! Welke
mogelijkheden had hij? De sleutels snel even gaan terugbrengen bij de bewaker
en dan wegrennen? Geen goed idee, dat kostte teveel tijd – tijd die ze niet
hadden. Morgen opnieuw proberen? Maar dan had de bewaker natuurlijk al lang
gezien welke gemene rotstreek die twee rakkers hem hadden geleverd, en hij zou
wel opletten dat ze hem dat geen tweede keer lapten!
Nee, dit was
wel duidelijk: alles liep hier grondig mis! Omdat hij het nu ook eventjes niet
meer wist, begaf Baziel zich met hangende pootjes naar zijn soulmate, pardon celmaat,
die vanop zo’n vijftien meter afstand alles nauwkeurig had gadegeslagen: “Fré,
beste jongen, we zitten met een probleem!” – Fré had natuurlijk direct in de
gaten dat er iets schortte, dat stond duidelijk op Baziels smoelwerk te lezen.
En Baziel moest eerst twee keer hoesten en iets bitters doorslikken voordat hij
stamelend kon uitbrengen wat hem zo erg gewrongen zat: “Fré man, we zitten
duidelijk in de penarie! DE POORT STAAT OPEN !!!”
Etienne
Eertmans
21 maart 2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten