Verslag van een vier dagen durend verblijf in het monasterium van Betlehem (7-11 juni 2016)
Het verblijf
was afgesproken per brief, dat hadden de zusters liever dan de opdringerige telefoon
of de snelle maar kille e-mail. De monasteria van Betlehem hebben trouwens wel
een sobere website, maar voor zover mij bekend, geen e‑mailadres. Dat typeert
deze monialen: liever de trage maar zoveel persoonlijker brief dan de snelle
mail. Hun antwoord stuurden de zusters mij trouwens ook per brief, en dat niet
uit een schrijfmachine of printer, maar lekker ouderwets met de hand
geschreven. Zeg nu zelf, wat krijg jij liever van een vriend of vriendin: een
mail of sms, of een handgeschreven brief?
Bij aankomst
bleek bovendien dat ik niet enkel geen toegang had tot het internet, maar zelfs geen bereik voor mijn
mobiele telefoon. Het gaat er de zusters niet om de moderne
communicatietechnieken buiten de deur te houden, alsof dat een waarde op zich zou
zijn. Neen, het weren van gsm en internet dient een ander doel, en dat is het
creëren van de meest optimale omstandigheden voor de ontmoeting met de Ander
die binnen in je huist, en die slechts kan plaatsvinden in de meest volledige
stilte. Alles wat druk en verontrustend is, moet worden geweerd. Dat blijkt al
onmiddellijk uit de architectuur van de gebouwen. Bij mijn eerste, korte bezoek
aan het klooster enkele maanden geleden voelde ik heel lijfelijk de weldoende
invloed van de gebouwen op mijn lichaam en geest. Bij het zien en betreden
ervan kwam er een zalige rust over mij, zoals een kind die moet voelen wanneer
het zich in de armen van zijn moeder mag vleien. Thuiskomen, ja dat was het –
op een hevige, intense manier.
Dat gevoel
werd alleen maar sterker toen de gastenzuster mij rondleidde en me
achtereenvolgens de kerk, de hulpkeuken, het vertrek van de aalmoezenier, de
expositieruimte, de crypte en ten slotte de kluis toonde waarin ik mocht
verblijven. Die kluis vond ik zonder meer sensationeel door haar schoonheid en
innigheid. Ze was volledig in hout opgetrokken en voor elk van de vijf
activiteiten – bidden, lezen, werken, eten en slapen - was er een aparte ruimte
voorzien. De grootste ruimte, het oratorium, besloeg zowat een derde van de totale
oppervlakte. Ze vormde het kloppende hart van de kluis. Zoals in de kerk was
ook in dit oratorium een verdieping uitgespaard, waarop je bijvoorbeeld ’s
nachts kon gaan bidden zonder daarvoor de trap af te moeten; de plek was immers
maar drie meter verwijderd van je bed. Ook de ochtendlijke lectio divina, de
meditatieve lezing van het Woord van God, en de kleine getijdengebeden overdag konden
daar plaatsvinden.
De
benedenruimte was verder verdeeld in een werkruimte met wasplaats en toilet en,
bij het betreden van de kluis, wat heette een “Ave Maria”. Dat was een halletje
met een icoon van de Moeder met Kind, met een bloemetje en gewijd water erbij.
Steeds als je de kluis betrad bad je voor die icoon heel traag en aandachtig
een Weesgegroet.
Op de
verdieping was er, behalve de bidplek, ook de slaapplek, door de zusters
cubiculum genoemd. Ernaast was er een douche. Maar vooral was er de eetplek:
een mooie tafel met aangebouwde kastjes om brood, beleg en drankjes in te
bewaren. Op de tafel steeds een mooi gevulde fruitmand. De tafel was zo voor
het raam geplaatst, dat je steeds je blik kon verliezen in de heerlijke
Kempense bossen – de bossen waarin ik als kind ben opgegroeid.
De zusters
van Opgrimbie hebben hun monasterium de naam “Onze-Lieve-Vrouw van het Fiat” gegeven.
“Fiat”, dat betekent: “Het zij zo!” – “Laat het maar gebeuren zoals U het beschikt!”.
In het schamele tuintje dat bij mijn kluis hoorde, stond pal in het midden een
mooi polychroom beeld van een beminnelijke Maria, die haar geopende handen in
de schoot liet rusten. Met zo’n beeld alleen al kan je gemakkelijk een gans uur
meditatief bidden…
Elke kluis
had haar eigen naam. De zusters noemden de kluizen met de beginletter van hun
naam. Ik kreeg kluis “I” toegewezen, voluit: “In God vind ik mijn rust” en dat
klopte voor mij hier in Opgrimbie helemaal! Andere kluisnamen waren: “H‑ier
woon ik. Hier heb ik mijn wens”, “J‑a mijn schild zijt Gij” en “K‑omt laat ons
aanbidden”, om er slechts enkele te noemen.
Het
monasterium “Onze-Lieve-Vrouw van het Fiat” is gebouwd binnen de omheining van
het koninklijk domein, een buitenverblijf dat koning Boudewijn en koningin
Fabiola vaak bezochten. Het was hun uitdrukkelijke wens dat dit klooster hier
zou gebouwd worden. In 1999 was het zo ver. Het is tot nu toe nog steeds het
enige monasterium in België dat deel uitmaakt van de monastieke Familie van
Betlehem, Maria-ten-hemel-opgenomen en de heilige Bruno. Deze congregatie werd
op 6 oktober 1998, op het feest van de heilige Bruno, tot pauselijk recht
verheven. De eerste stichting dateert van november 1950 in het bisdom Grenoble.
Momenteel zijn er monasteria in alle werelddelen; de meeste ervan bevinden zich
in Frankrijk. De leden van deze congregatie volgen de regel van de heilige
Bruno, ordestichter der kartuizers. Het meest kenmerkend is dat zij, naar het
voorbeeld van de laurieten in het christelijke Palestina van de vierde eeuw, leven
in kluizen die, geschaard rond elkaar, een kloostergemeenschap vormen.
Veruit de
meeste tijd brengen de monialen door in de stilte en eenzaamheid van hun kluis.
Zij komen alleen ’s morgens samen in de kerk voor het zingen van de Metten en
Lauden, en ’s avonds voor het zingen van de Vespers en het vieren van de
Eucharistie. De overige gebedstijden onderhouden zij in hun kluis. Samen eten
doen zij enkel op zondag; dan is er ook tijd voor ontspanning en uitwisseling. Wie
ooit de film “De grote stilte” zag over het leven van de kartuizermonniken in
La Grande Chartreuse, kan zich een goed beeld vormen van de manier waarop ook
in Opgrimbie het dagelijkse leven verloopt.
Op nog een
andere manier is het monasterium van Betlehem in België uniek. Voor zover mij
bekend is er geen enkel ander klooster waarin de katholieke en de byzantijnse
liturgie zozeer in elkaar vervlochten zijn. Hier geen sprake meer van twee
evenwaardig naast elkaar bestaande liturgieën, zoals in de abdij van
Chevetogne, die op oecumenisch-liturgisch vlak baanbrekend is geweest. De
monasteria van Betlehem gaan nog een stap verder. Er is nog slechts één
liturgie waarin zowel gregoriaanse als byzantijnse en zelfs koptische gezangen
weerklinken. Ook in het woord wordt even vlot overgeschakeld van katholieke
naar oosters-orthodoxe hymnen en gebeden. Wel verloopt de liturgie volledig in
het Nederlands. (Soms ook in het Frans, wanneer de Franstalige gasten het Nederlands
onkundig zijn). De eucharistie volgt de katholieke ritus, zoals elke Vlaamse
parochie die kent.
Sinds ik in
het Gentse Leerhuis van de Kerkvaders - een gezamenlijk initiatief van zowel de
vormingsdienst van het bisdom Gent als de orthodoxe Gentse Sint-Andreasparochie
– vijf jaar lang lessen volgde in de geschiedenis en geschriften van het oude,
onverdeelde christendom, ben ik bijzonder gevoelig geworden voor alles wat
bijdraagt tot de toenadering van de sinds duizend jaar gescheiden oosterse en
westerse kerk. Wij hebben ontzaglijk veel van elkaar te leren! Dat in Opgrimbie
op zo een complexloze manier wordt gebeden op de wijze van de oeroude,
onverdeelde kerk, ontroert mij zeer.
Tijdens mijn
verblijf bij de zusters trappistinnen van Klaarland, half april, ontdekte ik de
zalige Italiaanse zuster Maria Gabriella, gestorven op 25‑jarige leeftijd in
1939. Vier jaar eerder was zij ingetreden bij de trappistinnen van
Grottaferrata nabij Rome. Toen zij ongeneeslijk ziek bleek, droeg zij haar
leven op voor de hereniging in Christus van alle verdeelde christenen. Haar
foto heeft sindsdien een vaste plaats in mijn agenda en zo is zij ook vandaag
getuige van wat ik meemaak hier in Opgrimbie. Overigens bekleedt haar
patroonheilige, de aartsengel Gabriël, in dit klooster een voorname plaats.
Want hij was het die de boodschap van haar aanstaande zwangerschap bracht aan
Maria, waarop die zei: “Fiat!” – “Mij geschiede naar uw woord!”. Een
levensgroot beeld van Gabriël siert het voorportaal van de kerk, naast een
beeld van de heilige Jozef, bruidegom van Maria. En bij het binnentreden van de
kerk sta je meteen oog in oog met twee grote iconen: die van de aartsengelen
Michaël en Gabriël.
Op nog een
andere manier heeft zuster Maria Gabriella, naar ik aanneem, de hand gehad in
wat mij in de voorbije week overkwam. Maandag begon immers de maand ramadan, de
vastenmaand van de moslims. En laat ik in mijn bagage nu net een boek mee
hebben: “De kern van de Koran”! Wat ik daarin voor verbazends en verblijdends
heb ontdekt, is stof voor een volgend stukje.
Etienne
Eertmans
11 juni 2016
Ik begrijp heel goed dat hoe stilte en discipline tot vrijheid leiden. Strikte gebedstijden bedden je in, waardoor je sneller rust vindt.
BeantwoordenVerwijderen