Pijn is voor
de schrijfster van dit vorig jaar in Israël verschenen boek in de eerste plaats
iets dat zij zelf heel lijfelijk heeft ervaren. Op 29 januari 2004 werd zij in
Jeruzalem het slachtoffer van een bomaanslag op een stadsbus, gepleegd door een
Palestijnse zelfmoordterrorist. Dat gebeurde vlak nadat zij haar kind naar de
dagopvang had gebracht. Jaren van moeizaam herstel volgden daarop.
Zeruya
Shalev, nicht van de gerenommeerde auteur Meir Shalev, laat haar boek “Pijn”
beginnen met het relaas van die aanslag, ditmaal ondergaan door haar
romanpersonage Iris. Zij is gehuwd met Micki en moeder van Omer (17) en Alma
(21). Al heel gauw blijkt dat de onherstelbare lichamelijke beschadigingen nauw
verknoopt zijn met andere verschijningsvormen van pijn. Rondom de schuldvraag
bijvoorbeeld. De hoofdschuldige – de Palestijnse terrorist – komt nauwelijks in
beeld, maar des te heftiger wordt er gebekvecht over wie binnen het kleine
gezin de oorzaak ervan was dat Iris net op dát noodlottige tijdstip voorbij die
stadsbus reed. Micki misschien, die net die ochtend om onduidelijke redenen
ongewoon vroeg de deur uit moest, zodat niet hij maar Iris de kinderen moest
wegbrengen? Of Omer, die te lang in zijn pyama op het bed van zijn ouders bleef
rondspringen en zo de zaak ophield? Of Alma, die zo nodig nog eerst een Franse
vlecht in haar haar wilde voordat ze de deur uitging? De bitterheid waarmee
zelfs tien jaar na de feiten nog op die vragen wordt gekauwd, laat vermoeden
dat er méér scheef zit in de verhoudingen binnen en rondom dit droomgezinnetje.
Met welke
zeer persoonlijke pijn alle personages die de roman bevolken, rondlopen, welke
oorzaken aan die smarten ten grondslag liggen en hoe Iris, Micki, Omer, Alma,
Eitan, Boas en anderen daar op zeer uiteenlopende manieren mee trachten te
dealen: Zeruya Shalev neemt 348 bladzijden lang de tijd om al die draden te
ontrafelen. Het doet je beseffen hoe rijk, maar tevens moeizaam leven is in
verhouding met anderen die je per slot van rekening toch zeer lief zijn. De
kortsluiting bijvoorbeeld die bijna fataal optreedt in je verhouding als
liefhebbende moeder met je opgroeiende zoon of dochter – is daar dan echt geen ontkomen
aan? In “Pijn” ontwikkelt de radiostilte tussen Iris en Alma zich gaandeweg tot
een waar drama-binnen-het-drama. Maar wat dan met een jeugdvriend, op wie je
indertijd wanhopig en totaal verliefd was, met wie de omgang even plots als ruw
en onbegrijpelijk afsprong, en die vele jaren later opeens in de gedaante van
een arts opnieuw in je leven opduikt? Het is dat laatste vraagstuk, dat Iris en
Eitan noodlottig omspint, waarop de roman het meest omstandig ingaat en waarin
je als lezer het meest beklemmend wordt meegesleept. Het is niet moeilijk om je
eigen persoonlijke ervaring erin af te lezen en de manier waarop je zelf ooit,
op een beslissend kruispunt van je leven, hebt gevochten voor (of misschien
gegokt op?) een billijk antwoord.
In een
commentaar op dit boek las ik ergens een kritische bedenking over het toch wel
hoge “Flair”-gehalte ervan. Ik kan daar inkomen, maar vind de opmerking
niettemin misplaatst. Zeruya Shalev’s verhalende meditatie over de vele
oorzaken van menselijke pijn, zowel geestelijke als lichamelijke, en de
waardige en genuanceerde manier waarop ze die tot het einde toe volhoudt,
overstijgt het niveau van een vrijetijdsblad in de wachtkamer van de huisarts.
Het boek verdient gelezen te worden met het respect waarmee Zeruya Shalev zelf
haar romanpersonages laat worstelen met hun demonen.
Etienne
Eertmans
30 september
2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten