“Want als ze
dit doen met het groene hout, wat moet er dan gebeuren met het dorre?” (Lucas
23:31)
“De groene boom is die welke vruchten
geeft, de dorre boom is die welke zonder vruchten blijft en moet worden
omgehakt en in het vuur gegooid” (exegese van de Traduction Oecumenique de la
Bible)
Jeroen
Brouwers schilderde zijn verhaal over het schokkend emotioneel en seksueel
geweld op een Limburgs jongensinternaat begin jaren ’50 in zeer donkere
kleuren. Het gevaar daarvan is dat de nuances verloren gaan en het geheel
verzandt in een karikatuur die juist daardoor inboet aan geloofwaardigheid en
kracht.
Maar kom, heb
ik ooit wijlen Eric De Volder verweten dat hij zijn acteurs en actrices steevast
zwaar geschminkt het podium op stuurde? Integendeel, ik ben steeds zwaar
verslaafd geweest aan zijn hevig expressionistische scenografie en regie. Laten
we zijn nagedachtenis eren en hoog houden!
Dus geen
kwaad woord over de legitieme keuze van Jeroen Brouwers om misschien de kleine
waarheid een tikkeltje geweld aan te doen om aldus in ieder geval de Grote
Waarheid aan zijn lezers over te kunnen brengen. En die is zeer schrijnend. Met
de onverwachte komst van broeder Mansuetus, door het moederklooster in
Duitsland uit het niets op de directeursstoel gedropt, doet de Demon zelf zijn
intrede in het Franciscanercollege, gelegen aan de oostgrens van Nederlands‑Limburg.
“Vredig, vriendelijk, barmhartig veranderden
door zijn komst in de tegendelen hiervan, waar ieder de ander zou gaan
wantrouwen, beducht voor verklikking, sancties, penitenties.” (p.116) ‘Tucht
en discipline’ zouden er heersen vanaf nu, toegepast tot in de uiterste en
meest redeloze consequenties. Althans, waar het de leerlingen betrof welteverstaan;
allerminst voor broeder Mansuetus zelf en een aantal van zijn trawanten. Die
gaan zich te buiten aan een schaamteloos terreurbewind en seksuele
vernederingen van de aan hen toevertrouwde schaapjes. En wie van de ouders zou
die straffe praatjes geloven van hun pupillen – als die er al toe kwamen om hun
schaamte te overwinnen en te reppen over wat zij op dat internaat te lijden
hadden?
Jeroen
Brouwers’ vertelling laat mij niet onberoerd omdat zij ten dele spoort met
gebeurtenissen die deel uitmaken van mijn eigen levensverhaal. Mijn
collegejaren situeren zich in de periode 1970‑1976, twintig jaar na het
tijdsgewricht waarin Brouwers zijn verhaal zich laat afspelen. We hebben
intussen het Tweede Vaticaans Concilie achter de rug, maar de openheid en frisse
wind welke dat Concilie doorheen de wereldkerk wilde doen waaien, hadden het
Heilig-Hartcollege in Lanaken nog maar ten dele bereikt. Ja, de vernieuwingen
in de liturgie hadden hun intrede gedaan. Maar waar we het aggiornamento het
hardst nodig hadden, daar ontbrak ze ten enenmale. De jungle bleef gelijk aan
haar zelve, de stinkende potjes bleven gedekt. Ik ben zelf nooit een
rechtstreeks slachtoffer geweest van de seksuele perversiteiten van wijlen pater
Michel Valkenborg en - naar ik later heb vernomen – sommigen van zijn
medebroeders. Maar zijn perverse lust stonk kilometers in het rond, ze benam
mij letterlijk de adem. De slaapzaal van de twaalfjarigen, waarover hij de
supervisie voerde, sidderde onder zijn terreur. ‘Orde en discipline’, jawel!,
die strijdkreet lag hem bestorven in de mond. Laat net hij nu ook nog onze
godsdienstleraar zijn geweest! Onder zijn bewind heb ik emotioneel hevig
geleden. Op de retorica liet ik me met opzet buizen voor zijn vak, uit
geweldloos protest voor het feit dat hij mij zes jaar lang had moeten leren wat
evangelisch leven inhoudt, maar zelf voor geen millimeter had voorgeleefd hoe dat
in de praktijk eruit kan zien. Dat stichtende voorbeeld heb ik gelukkig wel
gekregen van enkele andere priester-leraars, ik ben hun er eeuwig dankbaar voor.
Het groene
hout, dat waren wij. De dorre boom echter werd geenszins omgehakt of aan het
vuur prijsgegeven. Hij mocht nog jaren zijn gang gaan.
Machtsmisbruik
tegenover kleinen en kwetsbaren, ach, het is van alle tijden. Het tiert ook
vandaag nog welig – op sportscholen en in sportclubs misschien? En met grote
zekerheid bij de niet begeleide minderjarige vluchtelingen die in grote wanhoop
in West‑Europa komen aangespoeld.
Maar zeer erg
is het wanneer het misbruik wordt begaan door precies die personen die zich
door “God” (welke god?) geroepen wanen om de opvoeding ter harte te nemen van
het ‘groene hout’ dat ouders aan hun zorg toevertrouwen.
Ik plaats dit
stukje op mijn blog ten dele als eresaluut aan Jordy, onlangs als prille
volwassene van ontbering gestorven in een park in Gent. Sinds zijn derde
levensjaar was hij geplaatst in een jeugdinstelling; omdat hij er vanaf zijn
achttiende verjaardag niet langer kon blijven, werd hij de wildernis
ingestuurd, weerloos en allerminst toegerust om op eigen benen stand te houden.
Dat hij alle hulp afwees en zichzelf onbereikbaar maakte, zegt in mijn ogen
veel meer over de barre kwaliteit van de hulpverlening die hem in de instelling
te beurt viel, dan over hemzelf. Dat zijn offer niet vergeefs mag zijn geweest!
En jij,
Jeroen, schrijf nog maar meer van die droevige, maar zo hoognodige boeken!
Etienne
Eertmans
19 september
2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten