maandag 19 september 2016

Het groene en het dorre hout - Over "Het hout" van Jeroen Brouwers

“Want als ze dit doen met het groene hout, wat moet er dan gebeuren met het dorre?” (Lucas 23:31)

“De groene boom is die welke vruchten geeft, de dorre boom is die welke zonder vruchten blijft en moet worden omgehakt en in het vuur gegooid” (exegese van de Traduction Oecumenique de la Bible)

Jeroen Brouwers schilderde zijn verhaal over het schokkend emotioneel en seksueel geweld op een Limburgs jongensinternaat begin jaren ’50 in zeer donkere kleuren. Het gevaar daarvan is dat de nuances verloren gaan en het geheel verzandt in een karikatuur die juist daardoor inboet aan geloofwaardigheid en kracht.

Maar kom, heb ik ooit wijlen Eric De Volder verweten dat hij zijn acteurs en actrices steevast zwaar geschminkt het podium op stuurde? Integendeel, ik ben steeds zwaar verslaafd geweest aan zijn hevig expressionistische scenografie en regie. Laten we zijn nagedachtenis eren en hoog houden!

Dus geen kwaad woord over de legitieme keuze van Jeroen Brouwers om misschien de kleine waarheid een tikkeltje geweld aan te doen om aldus in ieder geval de Grote Waarheid aan zijn lezers over te kunnen brengen. En die is zeer schrijnend. Met de onverwachte komst van broeder Mansuetus, door het moederklooster in Duitsland uit het niets op de directeursstoel gedropt, doet de Demon zelf zijn intrede in het Franciscanercollege, gelegen aan de oostgrens van Nederlands‑Limburg. “Vredig, vriendelijk, barmhartig veranderden door zijn komst in de tegendelen hiervan, waar ieder de ander zou gaan wantrouwen, beducht voor verklikking, sancties, penitenties.” (p.116) ‘Tucht en discipline’ zouden er heersen vanaf nu, toegepast tot in de uiterste en meest redeloze consequenties. Althans, waar het de leerlingen betrof welteverstaan; allerminst voor broeder Mansuetus zelf en een aantal van zijn trawanten. Die gaan zich te buiten aan een schaamteloos terreurbewind en seksuele vernederingen van de aan hen toevertrouwde schaapjes. En wie van de ouders zou die straffe praatjes geloven van hun pupillen – als die er al toe kwamen om hun schaamte te overwinnen en te reppen over wat zij op dat internaat te lijden hadden?

Jeroen Brouwers’ vertelling laat mij niet onberoerd omdat zij ten dele spoort met gebeurtenissen die deel uitmaken van mijn eigen levensverhaal. Mijn collegejaren situeren zich in de periode 1970‑1976, twintig jaar na het tijdsgewricht waarin Brouwers zijn verhaal zich laat afspelen. We hebben intussen het Tweede Vaticaans Concilie achter de rug, maar de openheid en frisse wind welke dat Concilie doorheen de wereldkerk wilde doen waaien, hadden het Heilig-Hartcollege in Lanaken nog maar ten dele bereikt. Ja, de vernieuwingen in de liturgie hadden hun intrede gedaan. Maar waar we het aggiornamento het hardst nodig hadden, daar ontbrak ze ten enenmale. De jungle bleef gelijk aan haar zelve, de stinkende potjes bleven gedekt. Ik ben zelf nooit een rechtstreeks slachtoffer geweest van de seksuele perversiteiten van wijlen pater Michel Valkenborg en - naar ik later heb vernomen – sommigen van zijn medebroeders. Maar zijn perverse lust stonk kilometers in het rond, ze benam mij letterlijk de adem. De slaapzaal van de twaalfjarigen, waarover hij de supervisie voerde, sidderde onder zijn terreur. ‘Orde en discipline’, jawel!, die strijdkreet lag hem bestorven in de mond. Laat net hij nu ook nog onze godsdienstleraar zijn geweest! Onder zijn bewind heb ik emotioneel hevig geleden. Op de retorica liet ik me met opzet buizen voor zijn vak, uit geweldloos protest voor het feit dat hij mij zes jaar lang had moeten leren wat evangelisch leven inhoudt, maar zelf voor geen millimeter had voorgeleefd hoe dat in de praktijk eruit kan zien. Dat stichtende voorbeeld heb ik gelukkig wel gekregen van enkele andere priester-leraars, ik ben hun er eeuwig dankbaar voor.

Het groene hout, dat waren wij. De dorre boom echter werd geenszins omgehakt of aan het vuur prijsgegeven. Hij mocht nog jaren zijn gang gaan.

Machtsmisbruik tegenover kleinen en kwetsbaren, ach, het is van alle tijden. Het tiert ook vandaag nog welig – op sportscholen en in sportclubs misschien? En met grote zekerheid bij de niet begeleide minderjarige vluchtelingen die in grote wanhoop in West‑Europa komen aangespoeld.

Maar zeer erg is het wanneer het misbruik wordt begaan door precies die personen die zich door “God” (welke god?) geroepen wanen om de opvoeding ter harte te nemen van het ‘groene hout’ dat ouders aan hun zorg toevertrouwen.

Ik plaats dit stukje op mijn blog ten dele als eresaluut aan Jordy, onlangs als prille volwassene van ontbering gestorven in een park in Gent. Sinds zijn derde levensjaar was hij geplaatst in een jeugdinstelling; omdat hij er vanaf zijn achttiende verjaardag niet langer kon blijven, werd hij de wildernis ingestuurd, weerloos en allerminst toegerust om op eigen benen stand te houden. Dat hij alle hulp afwees en zichzelf onbereikbaar maakte, zegt in mijn ogen veel meer over de barre kwaliteit van de hulpverlening die hem in de instelling te beurt viel, dan over hemzelf. Dat zijn offer niet vergeefs mag zijn geweest!

En jij, Jeroen, schrijf nog maar meer van die droevige, maar zo hoognodige boeken!

Etienne Eertmans

19 september 2016

Geen opmerkingen:

Een reactie posten