Al ben ik
bijna zestig, ik heb nog niet veel van de wereld gezien. Een ander continent
bezocht ik nog nooit. En het enige land in Oost‑Europa waar ik ooit vertoefde,
is Polen. In 1999 bood de Belgische Auschwitz-stichting mij de kans om Krakau
en de nabijgelegen vernietigingskampen van Auschwitz‑Birkenau te bezoeken. Het
was een kort maar leerrijk verblijf, dat zich uiteraard vooral toespitste op
wat er zich tijdens de Tweede Wereldoorlog in die verdoemde kampen heeft
afgespeeld. Overlevenden van de shoah vergezelden ons en deden ter plekke de
rillingen over ons lijf lopen met hun getuigenis. Er was tijdens die reis ook
tijd voor ontspanning, maar die beperkte zich in hoofdzaak tot een snelle
rondleiding doorheen Krakau en een kort, individueel bezoek aan de stad. Daarna
wachtte al de terugkeer naar België.
Helemaal
anders verliep het bezoek aan Oekraïne dat ik zopas aflegde in het gezelschap
van Mario en Irene, vrienden van mijn moeder in Genk. Onder de vleugels van vzw
Iskra reizen zij al twintig jaar lang, en dat minstens vier keer per jaar, naar
de steden Horodok en Kalush in West‑Oekraïne om er noodhulp te bieden aan de
plaatselijke bevolking.
Mario en
Irene toonden zich de gedroomde gidsen om met Oekraïne, of alvast een stukje
daarvan, kennis te maken op een manier die niets weg had van de klassieke
toeristische uitstap. Hulp bieden aan gezinnen in nood betekent hier: de mensen
thuis bezoeken, hun huiskamers betreden, met hen in gesprek gaan. Heel concreet
zien, horen, ruiken en voelen wat dagelijks leven in Oekraïne anno 2016 voor
een groot gedeelte van de bevolking betekent. En geloof me, dat kwam hard aan.
Ik heb me meer dan eens een groentje gevoeld, een verwend kind van het rijke
westen. In België verslind ik mijn dagelijkse portie kranten en lees er alles
over de buitenlandse politiek en economie. Maar om echt te beseffen wat armoede
kan betekenen in een vroegere Sovjetrepubliek, waar ook vandaag de Russische
beer nog begerig zijn klauw naar uitstrekt, daarvoor moest ik ter plaatse de
grauwe huurkazernes of boerenwoningen betreden en vaststellen hoe de bewoners
er tekort hebben aan zowat alles wat voor de gewone Belg inmiddels totaal
vanzelfsprekend geworden is.
Vzw Iskra
Voordat ik
het verhaal van mijn reis vertel, wil ik eerst kort iets zeggen over de werking
van vzw Iskra, die dit verblijf voor mij mogelijk heeft gemaakt. Deze
vereniging werd 17 jaar geleden opgericht. De rechtstreekse aanleiding daartoe
was de schrijnende behoefte aan noodhulp als gevolg van de kernramp in
Tsjernobyl in 1986. Vzw Iskra is gevestigd in Genk en zamelt in België
fondsen en goederen in om daarmee in West-Oekraïne noodlijdende gezinnen te
ondersteunen, in het bijzonder gezinnen met zieke en gehandicapte kinderen. De
hulpverlening is geconcentreerd in de industriestad Kalush (70.000 inwoners) en
in het kleinere stadje Horodok (8.000 inwoners). Daarvoor werkt vzw Iskra nauw
samen met de plaatselijke overheden, die het project zeer genegen zijn. Door de
stad Kalush bezoldigde sociale werkers selecteren de gezinnen die voor hulp in
aanmerking komen. Het betreft momenteel ruim 300 gezinnen. Deze ontvangen om de
drie maanden een som geld die overeenkomt met een gemiddeld plaatselijk
maandloon. Daarnaast ontvangen zij kledingstukken, schoenen, linnen en dekens
en, in beperkte mate, voedselpakketten en speelgoed. Iskra riep ook het project
“Brood” in het leven, waardoor zo’n 250 kinderen, verdeeld over
11 scholen, elke schooldag een warme maaltijd ontvangen. Iskra ondersteunt
ook een revalidatiecentrum dat dagopvang biedt aan een zeventigtal zwaar gehandicapte kinderen, waardoor hun ouders of,
in veel gevallen, alleenstaande moeders overdag kunnen gaan werken.
Vzw Iskra
wordt zelf gespijsd met fondsen afkomstig van Belgische gezinnen. Als sponsor
word je gekoppeld aan een door jou uitgekozen Oekraïens gezin, waarvoor je
maandelijks een bedrag stort. Iskra houdt je op de hoogte over het wel en wee
van dat gezin en biedt de mogelijkheid om een persoonlijk contact ermee op te
bouwen. De werking van vzw Iskra berust geheel op vrijwilligers. Niemand
ontvangt enige vergoeding voor zijn of haar inzet. De werkingskosten zijn
uiterst beperkt en worden gedekt door fiscaal aftrekbare giften. Het voor de
gezinnen ingezamelde geld komt, zoals ik met eigen ogen heb kunnen zien,
integraal bij deze mensen terecht.
Vzw Iskra
staat niet los van de evangelische christengemeente in Genk. Bijna alle
sponsorgezinnen behoren tot deze gemeenschap of tot een pinkstergemeenschap
elders in België. Zelf ben ik weliswaar gelovig, maar nooit eerder had ik
contact met pinksterchristenen. Dat bleek op deze reis totaal geen hinderpaal
te zijn. Ik leerde Mario en Irene in de eerste plaats kennen als vrienden van
mijn moeder. Nooit werd er enige druk op mij uitgeoefend of voelde ik mij het
doelwit van bekeringsijver. De christelijke gezindheid speelt overigens geen
enkele rol bij de selectie van de noodlijdende gezinnen in Oekraïne. Sommige
van hen bezoeken de plaatselijke evangelische kerk, maar hun aantal is
verwaarloosbaar klein.
Tot
hier de toelichting van de werking van vzw Iskra. Meer informatie erover is te
vinden op de website van de vereniging: www.vzwiskra.be
De reis in vogelvlucht
De
verplaatsing naar Oekraïne gebeurde per bestelwagen. Dat betekende twee volle
dagen rijden, met overnachting in een hotel in Polen. We vertrokken in Genk op
donderdagochtend 20 oktober en kwamen in Horodok aan op vrijdagavond 21
oktober. De dag nadien reden we in de late namiddag verder zuidwaarts; we bereikten
Kalush omstreeks 18 uur. Daar verbleven we zes volle dagen. Op zaterdag 29
oktober vertrokken we ’s ochtends terug naar Horodok, waar we opnieuw
overnachtten. Op zondagochtend 30 oktober vatten we de lange terugreis naar
België aan. Maandagavond om 20 uur waren we terug in Genk.
Donderdag 20 en vrijdag 21 oktober
Mario en
Irene pikten mij om 8 uur op aan het station van Genk. Ook Jan, een uit
Polen afkomstige man, met wie Mario jarenlang samenwerkte in de Ford‑autofabriek
in Genk, reed met ons mee. Er volgde een urenlange, eentonige rit langs
kleurloze autosnelwegen. Namen van grote steden flitsten voorbij zonder dat we
er iets van te zien kregen. Het landschap was vlak en weinig opwindend. Op
vrijdag reden we bovendien aanhoudend in de gietende regen.
Omstreeks
17 uur overschreden we de Duits-Poolse grens. Vóór de implosie van de
Sovjet‑Unie moest je hier geduldig aanschuiven onder het wakend oog van
Russische militairen. Hun wachtpost staat er vandaag nog, als een reliek uit
vervlogen tijden. Sinds de aansluiting van Polen bij de Europese Unie voel je
amper nog dat je een ander land binnenrijdt, afgezien van de rotslechte
rijstrook van zo’n zestig kilometer lang bij het binnenrijden van Polen. (In de
omgekeerde richting is de autoweg wel al opgeknapt). Daarna zijn de snelwegen
ultramodern, met tolheffing. Het bezoek aan enkele winkelcentra onderweg en de
overnachting in Legnica gaven mij de indruk van een in snel tempo
gemoderniseerd Polen, dat zich in levensstandaard nauwelijks nog onderscheidt
van Duitsland. Mijn steekproef was weliswaar zeer kortstondig en lokaal, maar
wat ik te zien kreeg noodde mij toch om mijn beeld van Polen als armoedige,
achterophinkende Eurolidstaat bij te stellen.
Wat een
contrast met Oekraïne! We bereikten de grensovergang in Medyka vrijdagavond om
18 uur. Onmiddellijk ervaar ik wat een echte grenscontrole inhoudt: in de
eerste plaats uren geduldig aanschuiven, eerst voor de Poolse, dan voor de
Oekraïense grenspost. Twee strenge controles en drie lange uren later kunnen we
onze reis voortzetten.
Voordat we de
grens overschrijden, laten we vier Oekraïners – een man met vrouw en
dochter en nog een volwassen vrouw - mee instappen in onze auto. Het is
mijn eerste confrontatie met de schrijnende armoede in dit land. Als
grensbewoners beschikken deze mensen over een pasje, waarmee zij tot maximum
50 kilometer ver in Polen mogen reizen. Zij maken er gebruik van om twee
keer per week de grens over te steken met ieder één liter sterke drank en twee
pakjes sigaretten, het maximum dat is toegestaan. Die genotsmiddelen verkopen
zij in Polen met winst, hetgeen hun zo’n 10 euro oplevert per oversteek,
de prijs van drie of vier consumpties in een Belgisch café. Het kost hun een
hele dag, maar het weinige geld dat het opbrengt hebben zij broodnodig om te
overleven. En deze grensgangers vormen geen uitzondering, helaas! Dat werd de
komende dagen in Kalush maar al te duidelijk.
Onmiddellijk
na de controle door de Oekraïense grenswachters maak ik gebruik van een
openbaar toilet. Opnieuw een onthutsende ervaring. Het gebouw is vreselijk
verwaarloosd, de stank is ondraaglijk, er is geen enkele privacy (ook niet voor
je ‘grote boodschap’). In welk ontwikkelingsland ben ik hier terechtgekomen?
Tot L’viv is
de weg goed berijdbaar, daarna is ook dat sprookje voorbij. De meeste wegen in
Oekraïne liggen er verschrikkelijk slecht bij, vol putten en oneffenheden,
eindeloos vaak opgelapt. In de dorpen rijd je zonder meer over onverharde
wegen; een voetganger kan je tempo makkelijk volgen. Een nieuwe auto wordt hier
heel snel “oud”!
We bereiken
Horodok tegen 22 uur en worden er verwelkomd door Etienne en Olga, bij wie we
zullen overnachten. Etienne is een Genkenaar van Italiaanse afkomst, die in
Oekraïne zijn vrouw leerde kennen en er is gaan wonen. Ook hij maakt deel uit
van het Iskra‑netwerk van vrijwilligers. Als ex‑mijnwerker beschikt Etienne
over een behoorlijk pensioen en kan hij in Oekraïne in relatief grote welstand
leven. De komende dagen leer ik meer over wat een euro in dit land waard is en
hoe je er met een gemiddeld Belgisch maandloon tot de superrijken behoort.
Zaterdag 22 oktober
Oekraïne
binnenrijden is wennen aan een andere tijdzone: 7 uur is er 8 uur, dus
veel slaap werd ons niet gegund bij Etienne en Olga. ’s Voormiddags gingen we
tanken en geld wisselen en bezochten we een noodlijdend gezin: Nadia en haar
zwaar autistische dochter Bogdana. ’s Middags nodigden we Etienne en Olga uit
voor een warme maaltijd in een plaatselijk restaurant. Daarna zetten we onze
tocht verder naar Kalush.
Onderweg kon
ik oefenen in het lezen van het Cyrillische alfabet. Slechts weinig
lettertekens komen overeen met ons Westerse schrift. Na enkele dagen lukte het
me om woorden en plaatsnamen traag maar foutloos te lezen, vaak echter zonder
te begrijpen wat ik las.
Ik leerde ook
de plaatselijke munt, de grivna, kennen. Voor 50 euro ontving ik
1.405 grivna, wat meer is dan het gemiddelde maandloon van een gewone
arbeider, dat zo’n 1.200 grivna bedraagt.
Behalve aan
de slechte wegen moest ik wennen aan het straatbeeld. Afwisselend zag ik grote,
moderne huizen – vaak onafgewerkt – en zeer bescheiden woninkjes,
niet veel groter dan een tuinhuis in de achtertuin van de modale hardwerkende
Vlaming. Voor de Oekraïense bewoners ervan de plek waar zij met zes, zeven,
acht… mensen alles met elkaar delen! Af en toe zag ik nog weggebruikers met
paard en kar. Alle nutsvoorzieningen – elektriciteit, water en gas -
liggen bovengronds, wat het uitzicht niet mooier erop maakt. Kabeltelevisie is
er niet, wat een woud aan dak- en schotelantennes oplevert. Opmerkelijk zijn
ook de ooievaarsnesten op elektriciteitspalen. En verder de zeer talrijke
kerken en kapellen met hun glanzende, goudkleurige, uivormige koepels. Ze zien
er uiterst fraai uit in hun verzorgde kleurenpracht en verleidden mij vaak tot
het maken van foto’s. Parels in een voor het overige nogal troosteloos
landschap. Oekraïne bezit zeer vruchtbare aarde en was in betere tijden de graanschuur
van de Sovjet‑Unie. Het geel in de Oekraïense vlag (die bestaat uit een geel en
een hemelsblauw veld) verwijst naar dat graan. Nu echter is er heel veel
braakliggend land. De Sovjets namen bij de implosie van hun Unie de
landbouwwerktuigen gewoon mee, of lieten hier of daar wat toestellen achter
zonder vervangstukken, waardoor die al snel stonden te roesten. Oekraïne was
zelf te arm om het materiaal te onderhouden. Nu bewerkt elk gezin zijn eigen
stukje grond, net genoeg om zich wat basisvoeding te kunnen verschaffen.
We bereikten
Kalush zaterdagavond omstreeks 18 uur. Huisvesting vonden we in de lokalen
van de plaatselijke evangelische kerk. We sliepen er letterlijk onder de toren
in ruime, comfortabele kamers. Zelfs internet was hier beschikbaar, zodat ik de
hele week lang contact kon onderhouden met mijn vrienden in België. Alleen had
ik de voedingskabel van mijn laptop thuis vergeten: na één dag hield het
apparaat het voor bekeken. Een kabel aanschaffen in Kalush was een onbegonnen
opdracht, zodat enkel de smartphone nog restte om e-mail en facebook te
raadplegen.
Zondag 23 oktober
De
pinksterchristenen vormen in Kalush een kleine, maar groeiende minderheid. De
kerk en bijhorende lokalen zijn modern en voorzien van alle nodige comfort.
Hier woonde ik voor het eerst in mijn leven een evangelische gebedsdienst bij.
Die verliep erg eenvoudig. Eerst was er een uur lang samenzang met wat ik niet
anders kan noemen dan een zeskoppige popgroep, die vooraan het hele podium in
beslag nam. De liedteksten werden geprojecteerd op de achterwand met behulp van
een beamer – een ideale lees- en luisteroefening voor mij! Na de samenzang
volgde een lange toespraak van de voorganger, Alexander. Nu waren het
bijbelteksten die de menigte van de lichtwand kon aflezen. Tegen de middag was
alles afgelopen – haast zonder ritueel maar niet zonder hartelijkheid en
warmte. In een lokaal naast de kerk werd verder gedeeld en bijgepraat bij snoep
en koffie. Ik maakte van de pauze gebruik om een kloeke Oekraïense bijbel aan
te schaffen voor de spotprijs van 80 grivna, omgerekend amper 3 euro!
’s Middags
waren we te gast bij de schoonzus van Alexander, Oxana, haar man Bogdan en hun
quasi volwassen kinderen Lila en Stanislas. Zij wonen een eind buiten het
stadscentrum en zijn welstellende mensen. Samen voeren zij de leiding over een
industriële bakkerij, die ze zelf met noeste arbeid uit de grond hebben
gestampt.
We mochten
meteen ervaren wat Oekraïense gastvrijheid betekent: niet enkel Irene, Mario en
ik schoven aan tafel, maar ook Alexander en zijn vrouw Miroslava, en hun twee
zonen Dennis en André met hun respectieve echtgenotes Zorjana en Vira. Zij
brachten hun jonge kinderen Sasha, Vlada en nog een tweede Sasha mee. Allen
schaarden we ons rond een rijk gevulde tafel, een waar feestmaal! Er werd
urenlang gepraat, gelachen en gezongen. Ik verstond geen woord van wat er werd
verteld, maar raakte het niet moe deze familie gade te slaan. Hun gezichten en
gebaren vertelden hun eigen verhaal! Ik genoot van zoveel blijde hartelijkheid.
Stilletjes nam ik aan dat dit een familiereünie betrof, die eens om de zoveel
weken plaatsvond. Niets was minder waar. Want de avond nadien waren we te gast
bij André en Vira, en opnieuw was iedereen er, met uitzondering van Dennis en
Zorjana! Eenzelfde rijke dis wachtte ons daar en weer werd er urenlang gepraat
en gezongen. De avond nadien: weer dezelfde taferelen, ditmaal aan huis bij
Dennis en Zorjana! En drie dagen later ten slotte, de avond voor ons vertrek
uit Kalush, was iedereen verzameld in de woning van de pater familias Alexander.
Ik neem aan dat daarna het rondje gewoon weer opnieuw begon…
Zo’n hecht
familieleven is bij ons in België haast onvoorstelbaar. Niemand wekte de indruk
slechts uit beleefdheid aan het gebeuren deel te nemen. Het harde leven heeft
deze mensen aan elkaar gesmeed. Te oordelen naar de interieurs van hun huizen
en appartementen komen zij niets tekort. Maar Irene en Mario, die al bijna
twintig jaar omgaan met deze familie, getuigen ervan dat zij gestart zijn als
arme, behoeftige mensen, die slechts door hard werken en oneindig veel offers,
plus volgehouden ondersteuning vanuit België, de welstand hebben bereikt
waarvan zij nu genieten.
Dat armoede
mensen ook uit elkaar drijft, hebben wij helaas maar al te vaak moeten vaststellen.
We zagen talloze moeders die omwille van hun gehandicapte kind door hun mannen
verlaten werden. Ook alcoholverslaving en werkloosheid richten ravages aan en
scheuren gezinnen uiteen. De pijn van de achtergeblevenen wordt nog vergroot
doordat er geen wetgeving bestaat die hen in bescherming neemt. Zelfs erfrecht
bestaat er niet. Wie eigenaar is van de woning, bepaalt wie die wel of niet mag
bewonen, ook al gaat het om de eigen man, vrouw, kinderen, grootmoeder of
grootvader. Verzuimt de eigenaar om de woning tijdig te verkopen of weg te
schenken, dan wordt die bij zijn overlijden gewoon staatsbezit. Dergelijke
wettelijke omkadering, of liever het ontbreken ervan, maakt hechte
familiebanden tot een kostbaar goed. De sociale voorzieningen zijn bijzonder
schaars. Verkeer je in nood, dan is er vaak geen ander vangnet dan de eigen
verwanten.
Maandag 24 tot vrijdag 28 oktober
In de
daaropvolgende dagen verrichtten Mario en Irene de arbeid waarvoor zij de reis
hadden ondernomen. Dat hield voornamelijk in het ontvangen van de noodlijdende
gezinnen in een kantoorruimte in het al eerder genoemde revalidatiecentrum,
waar hun geld en kleding werden overhandigd; en het bezoeken van een aantal
gezinnen aan huis.
Nu volgde
voor mij de eerste, echt lijfelijke ontmoeting met de stad Kalush en haar
bevolking. Al blijft één week een erg korte, ja veel te korte tijd om kennis te
nemen van alle facetten, om zicht te krijgen op de manier waarop de problemen
waarmee de bevolking kampt in elkaar grijpen en elkaar versterken, en om de
historische oorzaken ervan te doorgronden. Irene en Mario waren door hun jarenlange
ervaring echter betrouwbare gidsen en zij verschaften mij een schat aan
informatie over het dagelijkse leven in dit geplaagde land. Zij beheersten de
taal voldoende om zich verstaanbaar te maken, vragen te stellen en te begrijpen
wat hun werd meegedeeld. Meestal vertaalde Irene onmiddellijk voor mij wat we
te horen kregen, zodat ik het gebeuren zeer goed kon volgen. Zij leerden me ook
een aantal standaarduitdrukkingen, zodat ik op z’n minst in het Oekraïens
mensen kon begroeten en bedanken.
Onze arbeid
startte in het revalidatiecentrum. Toen onze bestelwagen aankwam, stond er al
een lange rij mensen te wachten. Het urenlang aanschuiven in een rij, ongeacht
de weersomstandigheden, zit er bij hen ingebakken. Al openden de deuren pas om
14 uur, toch stonden sommigen al van ’s morgens te wachten… Zij
hadden allen bij de vorige bedeling, drie maanden geleden, een strookje papier
meegekregen waarop hun nummer stond en de datum waarop zij zich voor een nieuwe
bedeling mochten aanbieden. In het lokaal dat zij betraden bij het binnenkomen,
lagen overal kledij, schoenen en dekens uitgestald, waaruit ieder van hen drie
stukken mocht kiezen. Daarna ontvingen we de mensen één voor één in een kleiner
lokaal, waar zij een som geld kregen overhandigd: 1.030 grivna voor de gezinnen
die al langer steun ontvingen, 515 grivna voor gezinnen die voor het eerst in
aanmerking kwamen voor ondersteuning. Het geld mag niet worden uitgegeven aan
genotsmiddelen. Als bescheiden controlemiddel wordt aan de mensen gevraagd om
de kastickets van hun aankopen bij te houden en bij de volgende bedeling in te
leveren. De meeste gezinnen hebben hun persoonlijke sponsor in België: een
gezin (of persoon) dat maandelijks 25 euro overmaakt aan vzw Iskra,
en soms het door haar ondersteunde gezin iets extra toestopt.
Het personeel
van het revalidatiecentrum wordt door de stad Kalush betaald, maar voor de
toerusting ervan staat vzw Iskra in. Zo zijn er oefentoestellen aangeschaft
en zijn er voor de kinderen enkele zeer mooie speel- en ontspanningsruimtes
ingericht. Iskra hoopt volgend jaar een busje te kunnen kopen waarmee de
kinderen aan huis kunnen worden opgehaald. Vooral in de winter zou dat een
grote hulp betekenen voor de getroffen gezinnen.
Ik zag heel
wat mensen binnenkomen in het kleine kantoortje waarin Mario en Irene hen
ontvingen. De meesten van hen hadden een verzorgd voorkomen, dat weinig verried
over de nood waarin zij in werkelijkheid verkeerden. Schijn bedriegt hier. De
Oekraïeners zijn een fier volk; wanneer zij naar buiten treden, maken zij zich
mooi op en trekken hun beste kleren aan. Betreed je hun huizen, dan krijg je
een heel andere werkelijkheid te zien. Daartoe kreeg ik de ruimschoots de kans
tijdens het verblijf in Kalush. Dit was voor mij een schokkende ervaring. Een
aantal gezinnen hadden de appartementen waarin zij woonden – vaak
niet meer dan een eenkamerwoning – proper en smaakvol ingericht. Er
stonden een paar nette meubelen in, de muren waren bekleed met tapijten (die
ook als isolatie dienst deden) en religieuze prenten, her en der lagen knuffels
en mooie objecten. Maar dat alles op een veel te kleine ruimte. Altijd weer
vroeg ik me af hoe en waar deze mensen ’s nachts sliepen. En inderdaad,
een sofa of zithoek werd een bed waarin twee of drie mensen onder een deken
wegkropen. Een één- of tweekamerwoning met een eigen aanrecht en toilet, dat
was dan nog weggelegd voor de gelukkigsten onder hen. We bezochten ook
woonkazernes waarin de lift ontbrak en waarin de keuken, de wasplaats en de
toiletten gedeeld werden met de andere bewoners van de verdieping. Hier ademde
de armoede mij in het gezicht. We weten allen hoe dat gaat als een aantal
mensen samen verantwoordelijk zijn voor de netheid van een trappenhuis, een
keuken, toiletten… Zelfs in de mooi ingerichte keukenruimte op mijn kantoor in
Brussel wordt het heel snel een boeltje. Wat dan in armtierige en vervallen huurwoningen
in een buitenwijk van een Oekraïense stad?
Geen beeld
staat echter zo op mijn netvlies gebrand als dat van een klein gezin, bestaande
uit grootvader, vader, zoon en dochter, dat letterlijk weggekropen zat in een
bouwvallig huisje aan de buitenrand van de stad, te midden van de akkers. Je
vroeg je überhaupt af waarom die krotwoning niet ter plekke instortte. De
armoede die ik zag bij het binnentreden van dat huisje, was onbeschrijflijk. De
vodden waarin die mensen gehuld waren, stonden stijf van het vuil. Zij hokten
samen op een veel te kleine oppervlakte. Op de bedeling in het
revalidatiecentrum hadden zij zich al enkele keren niet meer vertoond, wellicht
uit schaamte of onwennigheid. Dit verontrustte Mario en Irene dermate, dat zij
het gezin absoluut ter plekke wilden opzoeken.
Nergens zag
ik nadien nog zo’n extreme armoede. Ik had de vreemde ervaring dat ook een
erbarmelijk huizenblok met een lift uit vadertje Stalins tijd, in jaren niet
meer onderhouden of opgefrist, met een gemeenschappelijke keuken en wasplaats,
na enkele dagen wel wende. Het waren gewone mensen die daar woonden, geletterd,
talentrijk, liefdevol maar… die niets bezaten, in een land dat te arm is om behoorlijk
voor zijn infrastructuur en bevolking te kunnen zorgen en bovendien aan de
oost- en zuidgrens in een bloedig conflict verwikkeld is met grote buur
Rusland.
Het was niet
alles kommer en kwel wat ik in die week in Kalush meemaakte. Met Mario en Irene
bezocht ik ook enkele markten, zowel in de open lucht als in overdekte
galerijen. Ideale plekken om het standenverschil in de Oekraïense samenleving
te peilen, aan de hand van de aangeboden koopwaar – van uiterst schamel
tot luxueus – en van de bezoekers en kooplieden. We kuierden door een
aantal straten in het centrum van de stad en bezochten zo het cultuurcentrum en
de Grieks-orthodoxe Sint‑Michaëlkerk. Kalush bezit ook een grote, verwaarloosde
joodse begraafplaats, waarvan ik uitgebreid foto’s nam. Overdag aten we meestal
in bescheiden restaurants, waar ik kon proeven van een aantal plaatselijke
gerechten. Eén keer aten we ’s avonds aan huis bij een alleenstaande moeder en
haar twee volwassen zonen, van wie er één zwaar motorisch gehandicapt was. Wij
kregen een heel lekker maal voorgeschoteld en beleefden blijde uren samen vol
van oprechte vriendschap.
Eén gezin dat
we in de loop van de week bezochten, bestond uit Ivana, haar ernstig
gehandicapte, negenjarige zoon Sasha en Ivana’s bejaarde moeder. Vader verliet
het gezin toen Sasha nog maar één jaar oud was. Sindsdien staat Ivana er alleen
voor. Sasha is verstandig, maar kan door een rugletsel dat hij opliep bij zijn
geboorte, niet rechtop zitten. Hij spreekt heel moeizaam en kan haast geen
enkele handeling alleen uitvoeren. Hij lijdt bovendien aan epilepsie. Overdag
gaat hij naar het revalidatiecentrum en drie keer per week trekt zijn moeder
met hem naar het zwembad om er oefeningen te doen voor zijn ledematen. Ik
besloot om mij ertoe te verbinden, dit gezin te ondersteunen via een
maandelijkse storting. Bovendien zal ik, zodra Mario en Irene mij alle gegevens
ter beschikking hebben gesteld, met dit gezin contact kunnen houden en
corresponderen. Bij een volgende reis naar Oekraïne zal uiteraard een bezoek
aan hen niet ontbreken.
Zaterdag 29 oktober
Zaterdagochtend
keerden wij terug naar Horodok. Ook daar bezochten Mario en Irene nog een
aantal gezinnen. Ditmaal vergezelde ik hen echter niet meer. Onze gastheer
Etienne reed samen met mij naar het nabijgelegen L’viv om mij deze mooie stad
te tonen. Al bleef het bij een vluchtige kennismaking, toch kreeg ik een idee
van het straatleven in deze bruisende universiteitsstad, die zeker een
meerdaags bezoek waard is.
Terug thuis
in Horodok stelde ik vast welke ravage mijn twee knuffelberen Sam en Witteke
hadden aangericht. (Zie daarover mijn verhaal ‘Sam en Wittekes laatste uren in
Oekraïne’). Benieuwd of die gasten volgend jaar nog mee mogen!
Ook in
Horodok maakte ik nog flink wat foto’s. Dit bescheiden stadje telt liefst twaalf
kerken van diverse religieuze strekkingen, die in het weekend allemaal
afgeladen vol zitten. In één ervan verwijlde ik een half uur en zag in die tijd
een aantal oudere mensen de kerk binnen- en buitengaan. Een gebedsdienst was er
op dat moment niet. Ieder van die mensen bad geknield op de stenen vloer en met
grote overgave, kuste de iconen vooraan en raakte devoot de kruisbeelden en
afbeeldingen van Christus en de Moeder Gods aan. Voor hen is God heel reëel
aanwezig in hun levens en bemoedigt en vertroost hen in de bittere beproevingen
die hun dagelijks brood zijn.
Zondag 30 en maandag 31 oktober
Zondagochtend,
tijd om de terugreis naar België aan te vatten. De overgang naar de wintertijd
had ons één uur langer slaap geschonken. Het overschrijden van de grens met
Polen deed daar nog één uur bij. Zoals te verwachten viel, speelden we die tijd
weer volledig kwijt met het wachten aan de controleposten. Toch mochten we van
geluk spreken. Een vluchtige blik op onze schaarse bagage en een strenge
controle van onze paspoorten volstonden om ons Polen, en dus de Europese Unie,
te laten binnenrijden. Dit voorjaar had de Iskra‑ploeg minder geluk. Het
aanschuiven aan de Oekraïense zijde van de grens duurde toen zo maar eventjes
10 uren, waarna de Poolse grenswachters het nodig vonden om de Belgische
reizigers uitgebreid te ondervragen, hun bagage volledig binnenste buiten te
keren en de bestelauto in alle hoekjes en spleetjes te onderzoeken. Wat ook
weer meerdere uren in beslag nam! Ook nu kon ik vaststellen dat de Poolse
beambten steekproefsgewijs auto’s aan de kant zetten voor een zeer grondige
controle.
De verdere
reis verliep zonder problemen. Het was een groot genoegen om ons in Polen te
kunnen verplaatsen over hypermoderne autowegen en ook het verblijf in het
driesterrenhotel Milenium in Legnica was een waar genot voor, naar Belgische
normen, weinig geld.
De lange uren
op de Poolse en Duitse autowegen boden mij de kans om de zeer onderhoudende,
spits geschreven roman “Radetzkymars” van de in westelijk Oekraïne geboren
Joseph Roth helemaal uit te lezen. Zonder dat ik hun gezelschap uitdrukkelijk
had opgezocht, verrijkten drie met Oekraïne verbonden auteurs mijn verblijf met
hun waardevolle boeken: Katja Petrowskaja (“Misschien Esther”), Joseph Roth
(“Joden op drift” en “Radetzkymars”) en Svetlana Alexijevitsj (“Wij houden van
Tsjernobyl”).
Een spoedcursus Oekraïne
Na het
reisverhaal in vogelvlucht wil ik nu een aantal wetenswaardigheden delen over Oekraïne.
Mijn bron daarvoor zijn de getuigenissen van mijn ervaren gidsen Mario en
Irene, aangevuld met wat ik met eigen ogen heb kunnen zien en voelen. Ik heb
getracht de informatie thematisch te benaderen, wel beseffend dat alle
onderwerpen als met draden met elkaar verbonden zijn, als in een spinnenweb:
raak je aan één draadje, dan trilt het hele net mee. En heel vaak betreft het
zaken die niet goed lopen, en waarbij zoals in een sprookje de ene kwelgeest er
zeven andere met zich meebrengt. Maar ik beloof om ook het goede en mooie, dat
in dit land toch ook aanwezig is, niet te verzwijgen.
De wurggreep van Rusland
Na het
uiteenvallen van de Sovjet-Unie werd Oekraïne in 1991 onafhankelijk. Voor het
land was dat tegelijk een zegen en een vloek. Het was een zegen omdat de
bevolking eindelijk opnieuw haar eigen taal mocht spreken en schrijven en haar
eigen cultuur beleven, wat onder het Sovjetbewind verboden was. Dat is van
onschatbare waarde. Iedereen in Oekraïne begrijpt Russisch, maar je scoort niet
goed als je het op straat spreekt. Behalve in Oost-Oekraïne en op de Krim zijn
de gevoelens van rancune ten opzichte van de vroegere overheersers overal zeer
groot. Leven onder het Sovjetbewind was leven in angst. Bij het begin van de
onafhankelijkheid durfden de mensen niet geloven dat ze nu “vrij” waren. Aan
vrijheid waren zij absoluut niet gewend. Voorheen werd immers alles wat bewoog
gereglementeerd en zevenmaal gecontroleerd. Voor alles had je een toelating
nodig, ook voor het zich verplaatsen buiten de eigen stad of streek. Daarom
leefden de mensen in de eerste jaren van de onafhankelijkheid verder alsof ze
nog steeds overheerst werden. De Oekraïense politie was alomtegenwoordig en
plaatste overal op straat controles. Vandaag is daarvan niets meer te merken;
ik heb zeer weinig politieauto’s gezien in Kalush. Maar de argwaan zit de
mensen in het bloed. Het elkaar bewaken en in het oog houden is ingebakken in
hun houding. Nog steeds is men op zijn hoede en altijd voorbereid op het
ergste. De eenvoudigste huurwoning is er beveiligd met stevige, moderne sloten.
En hoe vreemd het ook lijkt, de schamele, bouwvallige huurkazernes waarover ik
eerder sprak, met gemeenschappelijke kook- en wasplaatsen in slecht verlichte
gangen, kan je vaak niet betreden zonder aan het voorportaal een cijfercode in
te tikken!
Ik merk dat
mijn aanzet over de zegen van de onafhankelijkheid al na zeven regels wordt
overschaduwd door de vloek die er nog steeds op dit land rust. Het perverse
denken van de sovjets heeft immers een haast onuitwisbaar spoor getrokken in de
ziel van de Oekraïners. Nog veel schrijnender wordt het verhaal als je hun
wedervaren op economisch vlak in ogenschouw neemt. Tot voor 1991 verliep het
hele maatschappelijke en economische leven gestructureerd volgens de richtlijnen
vanuit Moskou. Je kon er geen duimbreed van afwijken, maar er werd wel voor je
gezorgd. In 1991 werd echter de bloedtoevoer afgesneden en stond Oekraïne er
plots alleen voor. Geen Rus gaf nog een cent om dit land. De gevolgen daarvan
zijn vandaag zeer zichtbaar. De infrastructuur van het land is totaal
verouderd. Hoe slecht de wegen erbij liggen, kon ik al onmiddellijk ervaren bij
het binnenrijden van Oekraïne. In Kalush druipt de ellende van de huizen en
woonblokken; ze zijn al jaren niet meer bijgeschilderd of hersteld. Er is ook
nieuwbouw, die moderne, comfortabele woongelegenheid laat vermoeden. Maar een
bouwwerf kan makkelijk tien jaar blijven staan voordat het huis voltooid is.
Men bouwt verder wanneer er geld is; geraakt het op, dan blijft alles weer
liggen voor onbepaalde tijd. Zo zag ik ruwbouw voor luxueuze villa’s met
dichtgetimmerde raam- en deuropeningen; onafgewerkte woningen vol vuilnis,
waarin jongeren ’s avonds samenkomen om er te kletsen en zich te bezatten…
Toch is er
onloochenbaar vooruitgang. Er wordt handel gedreven met het westen in harde
euro’s en dollars. Veel Oekraïners hebben contacten in Polen, dat het land op
sleeptouw neemt. Etienne getuigde ervan hoezeer de welstand in Horodok is
toegenomen op relatief korte tijd. Toen hij er vijftien jaar geleden kwam
wonen, was hij één van de zeldzame autobezitters. Nu vind je er haast geen
plaats meer om te parkeren! De weelde is weliswaar zeer ongelijk verdeeld en
dat is ook heel zichtbaar in het straatbeeld. Vooral op het platteland heerst
nog veel armoede. Niet weinig mensen leven er zoals in het België van zestig,
zeventig jaar geleden. Anderzijds zijn televisie en internet doorgedrongen tot
in alle huiskamers. In elke woning die ik betrad stond het televisietoestel
aan, al ging het soms om erg verouderde apparaten. En zowat iedereen, van rijk
tot arm, heeft zijn draagbare telefoon of smartphone voortdurend bij zich en
maakt er overvloedig gebruik van.
Ging de
welstand er gedurende een aantal jaren gestaag op vooruit, de oorlog die
Rusland op de Krim en aan de oostgrens heeft ontketend, heeft Oekraïne in een
diepe crisis gestort. Dollar en euro werden plots veel duurder, waardoor de
koopkracht van de Oekraïners enorm verminderde. Op die manier houdt Rusland
zijn kleine buur opnieuw in een wurggreep. Het lijkt sterk op uithongering als
oorlogswapen. Op amper twee jaar tijd is de gasprijs verzevenvoudigd, en hij
stijgt nog steeds. Met de winter voor de deur is verwarming voor veel
huishoudens in de stad zonder meer onbetaalbaar geworden. Het kost momenteel drie
volle maandlonen om een éénkamerflat een winter lang te verwarmen. In het
tussenseizoen sluiten nogal wat scholen hun deuren om aldus te besparen op verwarmingskosten.
In de winter, wanneer het verwarmen van de lokalen onvermijdelijk is, blijven
de scholen dan weer langer open, zodat het opwarmen van de gebouwen kan worden
gespreid over een kleiner aantal dagen. Ondenkbaar in België! Betaalt één klant
in een appartementenblok zijn gasfactuur niet, dan wordt de gastoevoer meteen afgesloten
voor het ganse blok. Zelf meegemaakt in Kalush! Ook de stroomvoorziening is
onbetrouwbaar. Toen we op de eerste zondag van ons verblijf te gast waren bij
Bogdan en Oxana, doofden plots alle lichten. Gedurende twee uur was er geen
toevoer meer van water en elektriciteit. De familieleden besteedden er
nauwelijks aandacht aan; dit maakte deel uit van hun dagelijkse leven. Met
zwarte humor slaan ze zich erdoor. Ik hoorde deze grap: hartje winter belt Olga
vanuit Polen naar haar vriendin Masha in Oekraïne. “Lieve Masha, het vriest
hier de stenen uit de grond! Is het bij jullie ook zo koud?” – “Jazeker, Olga,
het is hier min dertig graden!” – “Hoezo? Ik las toch in de krant dat het in
Oekraïne min veertig graden vriest?” – “Dat is ook zo”, antwoordt Masha,
“buiten vriest het min veertig graden, maar hier in mijn huiskamer min dertig!”
Enkel in het
grensgebied met Rusland vind je nogal wat Russisch-gezinde mensen. Daar is een
eenvoudige verklaring voor. Palmt Rusland hun gebied in, zoals het eerder met
de Krim heeft gedaan, dan staat het er borg voor dat de zwaar vervuilende
steenkoolindustrie – een doorn in het oog van de Europa-aanhangers –
kan blijven draaien. Voor de Oekraïners betekent dat werk, en werk staat gelijk
met eten. Zonder werk ben je in Oekraïne volledig zonder inkomen. Dan is je som
snel gemaakt! De honger drijft de bevolking hier in de armen van de Russen. En
president Poetin, die lacht in zijn vuistje. Terwijl wij naar Oekraïne reden,
overlegden in Berlijn de staatshoofden van Rusland, Oekraïne, Duitsland en
Frankrijk over het conflict aan de oostgrens van Oekraïne. De ontmoeting werd
maandenlang voorbereid en leverde niettemin niets op. De strijd gaat onverminderd
verder en noodzaakt Oekraïne ertoe om massaal te blijven investeren in zijn
leger en in bewapening, terwijl het schaarse geld zoveel zinvoller zou kunnen
besteed worden in dit geteisterde land.
De vele gezichten van de armoede
Sociale voorzieningen en gezondheidszorg
In België kan
je ziek worden of je werk verliezen en dan heb je een hoop kopzorgen. Overkomt
je iets gelijkaardigs in Oekraïne, dan is dat zonder meer een ramp. Er is
namelijk geen werkloosheidsuitkering en vakbonden, mutualiteiten of OCMW’s
bestaan er niet. Je valt uitsluitend terug op jezelf en je familie. Beslist je
baas om je niet uit te betalen voor de geleverde arbeid, dan heb je pech; je
kan nergens gaan klagen of je recht opeisen. De mensen beseffen dat zij dat
risico lopen wanneer zij zich ergens in dienst laten nemen, maar aanvaarden het
omdat elk werk kostbaar is en het de enige legitieme bron van inkomsten is. Er
is lang niet genoeg betaalde arbeid voor iedereen. Veel mensen werken slechts
twee of drie dagen per week. De werkgevers kunnen zich niet veroorloven om hun
personeel langer in dienst te houden. Daar staat tegenover dat een werkdag
doorgaans twaalf uren duurt. De werknemer wordt niet per uur betaald, maar per
werkdag of per opdracht.
De overheid
laat je niet altijd en overal in de steek. Er bestaan geboortepremies en
kindergeld, hoe bescheiden ook. En een pensioen ontvangt de bejaarde Oekraïener
ook, al kan hij of zij daar amper van overleven. Er is een
invaliditeitsuitkering, al moet je die jaarlijks opnieuw aanvragen en je
daarvoor telkens twee weken op eigen kosten laten opnemen in een ziekenhuis om
er altijd weer dezelfde onderzoeken te ondergaan.
Bid God dat
je niet ziek wordt in Oekraïne. Want huisartsen zijn er niet. Je moet jezelf
naar een ziekenhuis slepen, waar een door de staat betaalde dokter je gratis
onderzoekt. De geneesmiddelen die hij of zij je voorschrijft, moet je echter
volledig zelf betalen. De kwaliteit van die geneesmiddelen is onbetrouwbaar. Je
hebt overigens geen voorschrift nodig; de verkoop van geneesmiddelen is
overgeleverd aan de vrije markt. Insuline koop je best in het buitenland, als
je leven je lief is. Maar wie kan dat betalen? Niet zelden wordt er verkeerde
medicatie voorgeschreven en worden er foute diagnoses gesteld. Besluit de arts
dat je een operatie moet ondergaan, dan moet je die volledig zelf betalen. Heb
je geen geld, dan laat de arts je doodgaan. Voor eten moet de familie van de
patiënt zelf zorgen. Het ziekenhuis verschaft geen maaltijden aan haar
cliënten. (Een gelijkaardige toestand doet zich voor bij het leger. Krijg je
een oproep om in het oosten te gaan strijden, dan moet je zelf je militaire
uitrusting betalen en een uniform laten maken. Ik zag filmbeelden van een
konvooi dat vanuit Horodok naar het front was getrokken om er de soldaten uit
Horodok te bevoorraden met winterkleding en voedselpakketten).
In deze tijd
van het jaar zijn griepepidemieën schering en inslag. Inentingen zijn er niet
en door de geringe weerstand van de verarmde bevolking maakt de ziekte elk jaar
veel slachtoffers. Veel kinderen komen gehandicapt ter wereld. Een gevolg van
de kernramp in Tsjernobyl dertig jaar geleden, zou je denken. Maar het kan ook
liggen aan de vervuilende chemische industrie rondom Kalush. Of aan de slechte
kwaliteit van de geneesmiddelen. Wie zal het zeggen?
Scholen
Eén van de
goede erfenissen van de vroegere Sovjet-Unie is dat het onderwijs in Oekraïne
gratis is, inclusief de hogere beroepsopleiding. Een vrij onderwijsnet bestaat
er niet. Het onderwijzend personeel en professorenkorps werkt in dienst van de
staat. De leerplicht geldt vanaf de leeftijd van zes jaar. Niet iedereen mag zo
maar verder studeren. Alleen de beste leerlingen ontvangen een hogere
opleiding. Het onderwijs is overigens niet helemaal een gratis-verhaal, verre
van zelfs. Studiebeurzen bestaan niet. Wat de staat aanbiedt is als het ware
een lege doos met personeel erin. Voor al het overige: meubilair,
schoolmateriaal, leerboeken, voeding, kleding, verwarming, onderhoud en
herstellingen… moeten de ouders zelf opkomen! Zo wordt onderwijs een vergiftigd
geschenk, met zowel een blanke als een pikzwarte zijde. Toch één positieve noot
om te eindigen: analfabetisme bestaat vrijwel niet in Oekraïne - een zegen
die het communistische systeem achterliet.
Levensduurte
Na
het beeld dat ik heb geschetst van de sociale voorzieningen, of liever het
ontbreken daarvan, zal het duidelijk zijn dat leven in Oekraïne geen pretje is.
In de krant lees ik verhalen over het dagelijkse leven in pakweg Congo, maar
veel facetten daarvan kwam ik ook tegen in Oekraïne. De corruptie is
alomtegenwoordig. In Oekraïne is alles verkrijgbaar, zolang je maar geld op
tafel legt. Een rijbewijs of diploma kopen is een koud kunstje. Niet zonder
reden beveiligen de mensen hun woningen met stevige sloten. Er wordt gestolen
als de raven. Zelfs riooldeksels worden gejat, want metaal brengt veel op op de
zwarte markt. Her en der in Kalush zag ik boomtakken uit het wegdek
omhoogsteken. Verkeersremmers? Nee, ontbrekende riooldeksels!
Om geld te
lenen bij de bank, moet je zowel werk als een gsm hebben. Waarom een gsm? Omdat
de bank de aanmaning tot aflossing van je lening per sms verstuurt. Van een
brief kan je immers beweren dat je hem niet hebt ontvangen. Bewijs echter maar
eens dat je een sms niet ontving!
De
levensduurte drijft mensen naar misdaad en corruptie. Leven in Oekraïne is naar
Belgische normen zeer goedkoop. Een etentje op restaurant voor vier personen
kost je amper vijftien euro. Voor een Oekraïner betekent dat echter een derde
van een gemiddeld maandloon. In de supermarkt kochten we de ingrediënten voor
een eenvoudige broodmaaltijd en betaalden daarvoor 450 grivna… de helft
van het maandelijks pensioen van een bejaarde inwoner! Wie over een stukje
grond beschikt, bedruipt daarom zichzelf door het telen van groenten en
aardappelen en het houden van wat kleinvee. Brood bakken de mensen zoveel
mogelijk zelf. Kaas en melk zijn heuse luxeproducten. Ook pampers voor kinderen
en bejaarde personen zijn zeer duur. Wasproducten moét je wel kopen, maar zijn
van zeer slechte kwaliteit.
In
Kalush zie je overal oude vrouwen die de straat schoonvegen voor een centje dat
de stad hun daarvoor toestopt. Rond onze verblijfplaats scharrelde elke ochtend
een kromgebogen vrouwtje, dat flessen en plastic verpakkingen verzamelde die
achteloos weggeworpen waren, om daarmee een centje te verdienen. Op de markt
fotografeerde ik een bejaarde vrouw die niets anders verkocht dan plastic
draagtassen. Ja, zoals overal zijn ook hier de zieken en bejaarden de grootste
slachtoffers van de crisis. In appartementsblokken krijgen zij de hoogste
verdiepingen toegewezen, terwijl er vaak geen lift aanwezig is. De sterkeren
palmen de lager gelegen vertrekken in. Toch gebeurt het regelmatig dat
bejaarde, zeer behoeftige mensen hardnekkig de hun aangeboden hulp weigeren. Ze
doen dat niet uit misplaatste trots. Hun decennialange levenservaring onder het
sovjetregime heeft hen echter blijvend achterdochtig gemaakt. Zij kunnen zich
niet voorstellen dat iemand je “zo maar” iets aanbiedt: daar moet wel een
geheime bedoeling achter schuilen! De hulpverlener voert vast iets in zijn
schild – maar wat? Liever dan zich in dit avontuur te begeven, sluiten
deze bejaarden dan ook hun deur.
Hoe de
armoede gezinnen uiteenrijt, beschreef ik eerder al. Een alomtegenwoordige
gesel is alcoholisme. Op het platteland stookt iedereen zelf zijn (zeer sterke)
wodka. Drinken doen de Oekraïners tot zij van hun stoel vallen – hun
manier om de pijn en zorgen eventjes te vergeten. Niemand bekommert zich om je
als je dronken langs de straat ligt; in de winter vries je er probleemloos
dood. Je hoeft daarop trouwens niet te wachten als de ellende je te veel wordt.
Elke dag hoorde ik in de gezinnen die wij bezochten verhalen over mensen die de
ultieme wanhoopsdaad hadden begaan.
Milieuzorg
Je kan je
voorstellen dat milieuzorg in Oekraïne weinig mensen uit hun slaap houdt en
vooral iets is dat hun vanuit het rijke Westen – zelf niet altijd zo’n
voorbeeldige leerlingen – opgedrongen wordt. Nu de gasprijzen hemelhoog
pieken, grijpt iedereen terug naar hout- en steenkoolverbranding. Wie kan het
hen kwalijk nemen? Zonne- of windenergie zijn er niet. Ik zag in het gebied
waar wij verbleven niet één zonnepaneel of windmolen. Wat kernenergie betreft:
je zou denken dat het land lessen heeft getrokken uit de ramp die dertig jaar
geleden in Tsjernobyl plaatsvond. Nog altijd sterven mensen aan de gevolgen van
de straling die toen vrijkwam. Maar in het voorwoord bij het boek “Wij houden
van Tsjernobyl” van Svetlana Alexijevitsj lees ik dat rijke buur Rusland vijf
jaar geleden in het nabijgelegen Wit‑Rusland, dat door de kernramp het zwaarst
getroffen werd, de bouw aanvatte van een nieuwe centrale…
Wie armoedig
leeft, ligt niet wakker van een propere leefomgeving. Daardoor bieden veel
landschappen zo’n troosteloze aanblik. Gronden blijven braak liggen, er wordt
lukraak gebouwd... er is ruimte genoeg! Een anekdote: tijdens het rijden wees
Irene mij op de betonnen bruggetjes die je soms langs de wegen aantreft, in
bosrijk gebied. Welke functie hebben die? Wel, je kan daar de olie van je auto
verversen. De afvalolie stroomt gewoon ter plekke weg in de schoot van moeder
aarde…
Cultuur en religie
Laat me na
deze zwarte bladzijden toch ook wat vrolijker kleuren hanteren. Wat goed en
mooi is, moet ook beschreven worden! De Oekraïners zijn een volk met een rijke
culturele traditie. Dat hun land zo’n troosteloze aanblik biedt, heeft vooral
met armoede te maken, niet met smakeloosheid. Van een kleinigheidje maakt de
Oekraïner iets moois. In de interieurs van de woningen die wij bezochten, zag
ik overal kleurrijke, zelf in elkaar geknutselde objecten, die geen ander doel
dienden dan het verblijden van de ogen die ernaar keken. Houtsnijden is een wijd
verspreid kunstambacht. Op de markt in L’viv heb ik er prachtige stalen van
gezien. Het is ook een geletterd volk dat zijn schrijvers en dichters hoogacht.
Haast elk gezin, hoe arm ook, heeft wel zijn boekenplankje. Daarnaast houdt men
heel veel van muziek. Er wordt graag en veel gezongen. Kinderen leren al op
jonge leeftijd een muziekinstrument bespelen. Nog opvallend is de liefde voor
het schaakspel. Op de buitenmarkt in Kalush zag ik kooplieden met elkaar een
partijtje schaak spelen, wanneer de drukte even wat afnam. In L’viv is er een
hele dreef die bij zonnig weer door schaakspelers wordt ingepalmd.
Ik kon
tijdens mijn verblijf ook kennismaken met de Oekraïense keuken. De ingrediënten
zijn vaak dezelfde: aardappelen, zure room, rode bieten, rijst, pasta, salade,
ajuinen, eieren, witte kool, paddenstoelen, varkens- en kippenvlees. Maar men
is vindingrijk in het samenstellen van variaties daarop, zodat de gerechten
niet snel vervelen. Ze komen bovendien altijd lekker gekruid op tafel.
Niet alleen
op economisch vlak, maar ook in de Oekraïense cultuur sijpelen de invloeden van
het westen binnen, en dat niet altijd op de meest gelukkige wijze. Ja, ik zou
zeggen, op de platste manier het eerst. Het muzikaal en visueel behang in
winkels en restaurants getuigt daarvan. Is dit wat West-Europa en de Verenigde
Staten te bieden hebben? Dan schaam ik me en voel me als Belg een schuldige
indringer, die misbruik maakt van de hartelijke gastvrijheid van dit volk.
Om te eindigen
Tot slot van
deze spoedcursus Oekraïne, nog enkele grappige weetjes. Wist je dat…
… een
bruiloft in Oekraïne drie volle dagen duurt?
… er niet
wordt gehuwd tijdens de vasten?
… je in
Oekraïne nooit drinkt in onpare getallen? In België zeggen we: “Op één been kan
je niet staan” en bestellen nog een tweede pint. In Oekraïne drink je één… nu
ja, wodka… ofwel drie, of vijf, of… De eerste keer drink je op elkaars
gezondheid, de tweede keer op elkaars geluk, de derde keer op de liefde. Die
laatste toost breng je wel uit met de linkerhand, alsjeblieft, want anders komt
je wens niet uit!
… je in
Oekraïne nooit een kus of handdruk geeft onder een poort of deurpost? Ofwel
groet je elkaar binnen, ofwel buiten. In de deur blijven staan brengt ongeluk.
… je in
Oekraïne nooit wc-papier in de pot gooit? Je deponeert je bevuilde stukje
papier in een bakje dat ernaast staat. Papier in de pot zorgt onherroepelijk
voor verstoppingen.
Met deze
wijze lessen besluit ik mijn verhaal en kijk ik uit naar een volgend bezoek,
dat wellicht volgend jaar al zal plaatsvinden.
Etienne
Eertmans
7 november
2016